Passende arbeid is geen bedongen arbeid
De wetgever heeft een grens getrokken voor de op de werkgever drukkende zorg voor de re-integratie en de loondoorbetaling bij (in beginsel) 104 weken.
Een werknemer wordt in juni 1998 arbeidsongeschikt wegens ziekte. In maart 1999 hervat hij in passende werkzaamheden. En in juni 1999 wordt aan de werknemer een WAO-uitkering toegekend waar is uitgegaan dat de bedongen arbeid 20 procent slopers- en 80 procent timmerwerk inhoudt.
Stopzetting loondoorbetaling
Door verergering van de klachten heeft de werknemer vanaf medio oktober 2002 voor halve dagen gewerkt. De werkgever en de werknemer maken afspraken over de te verrichten werkzaamheden waarbij 4 uur bouwkundige werkzaamheden worden uitgevoerd en 4 uur magazijnwerk. Vanaf 13 mei 2009 heeft de werknemer geen werkzaamheden meer verricht. De werkgever stopt de loondoorbetaling en de werknemer vordert doorbetaling van zijn loon.
Bedongen arbeid
De kantonrechter wijst de vordering toe omdat de verrichte passende werkzaamheden zijn gaan gelden als de bedongen arbeid. In hoger beroep wijst het Hof de vordering alsnog af. Volgens het Hof zijn partijen niet expliciet een wijziging van passende arbeid in bedongen arbeid overeengekomen en staat onvoldoende vast dat de werknemer erop heeft mogen vertrouwen dat de passende arbeid inmiddels mocht gelden als de bedongen arbeid. Het Hof stelt vast dat de passende werkzaamheden in twee opzichten verschilden van de bedongen arbeid: het werk als sloper is geheel komen te vervallen en het werk als timmerman kon in eigen tempo worden verricht en later zelfs voor halve dagen. Vanaf medio 2003 is de werknemer verder aangepaste werkzaamheden gaan verrichten. Conclusie: de werknemer heeft niet meer de bedongen arbeid verricht.
Hoge Raad
Het wettelijk stelsel inzake de verplichting voor de werkgever tot loondoorbetaling bij ziekte houdt in, dat de werkgever in geval van de gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid van de werknemer enerzijds gehouden is om gedurende 104 weken het loon te betalen en anderzijds gedurende die periode de re-integratie van zijn werknemer binnen zijn eigen bedrijf dan wel in het bedrijf van een andere werkgever moet bevorderen. Als de werknemer als gevolg van re-integratie andere (passende) werkzaamheden is gaan verrichten zonder dat de passende arbeid de bedongen arbeid is geworden en de werknemer na afloop van 104 weken door ziekte uitvalt, is de werkgever niet gehouden (wederom) het loon van de werknemer te betalen.
Hoge Raad 30 september 2011, LJN: BQ8134
Tip
Iedereen met een arbeidscontract heeft contractuele afspraken gemaakt met een werkgever. In dat arbeidscontract staat beschreven welke soort arbeid, hoeveel uur en welke beloning men is overeengekomen. Dit wordt de bedongen arbeid genoemd. Als de werknemer door ziekte verhinderd is de bedongen arbeid te verrichten, ontstaat er een recht op arbeidsverzuim met loondoorbetaling. Dit staat tegenwoordig beschreven in het Burgerlijk Wetboek, boek 7 artikel 629. Behalve rechten zijn er ook plichten geformuleerd voor zowel de werknemer als de werkgever. Een van de plichten heeft betrekking op 'passende arbeid'.
Voortzetting van de re-integratie na 104 weken is niet alleen een verplichting maar ook een omstandigheid die wijst op het verrichten van passende arbeid.