Logo
  • Nieuws
  • 17 december 2008
  • Arzu Kokeng

U wilt uw medewerker geld lenen? Dat kan, maar…

Als een werkgever aan een werknemer een voorschot verstrekt, is er sprake van loon. Daarom moet de werkgever, op het moment dat hij een voorschot verstrekt, hierover loonheffingen berekenen en inhouden. Hij kan slechts het nettobedrag uitbetalen aan de werknemer.

Beeld U wilt uw medewerker geld lenen? Dat kan, maar…

Als een werkgever aan een werknemer een lening verstrekt, is in beginsel geen sprake van loon. Wel is van belang dat werkgever en werknemer overeenkomen hoe en wanneer de werknemer de lening zal aflossen. Het verdient de voorkeur dit schriftelijk vast te leggen.

 

Kwijtschelden

Wanneer al bij aanvang duidelijk is dat de werknemer de lening nooit terug zal kunnen terugbetalen, is zonder meer sprake van loon. Deze situatie zal zich in de praktijk echter niet snel voordoen. Als de werkgever de lening later kwijtscheldt, is op dat moment in principe sprake van loon. Wanneer echter pas later blijkt dat de werkgever de lening niet kan verhalen, is er geen sprake van loon.

 

Voorbeeld

Een werkgever leent aan een werknemer 12.500 euro om een nieuwe auto te kunnen kopen. Daarbij komen werkgever en werknemer overeen dat de werknemer jaarlijks 2.500 euro op de lening zal aflossen. In jaar drie wordt de werknemer echter ontslagen. Werkgever wil het nog openstaande bedrag van 7.500 euro ineens terugvorderen. De werknemer kan door de achteruitgang in zijn inkomen het bedrag niet ineens terugbetalen. Na enige tijd blijkt dat werknemer zelfs geheel niet meer aan zijn verplichtingen kan voldoen. Als de werkgever, na herhaaldelijke aanmaningen, de lening kwijtscheldt, is er geen sprake van loon.

 

Fiscale behandeling van een renteloze of laagrentende lening

Als de werkgever aan een werknemer een renteloze lening verstrekt, geniet deze werknemer een voordeel. Dit geldt ook als er sprake is van een laagrentende lening. Behalve een rentevoordeel geniet de werknemer in bepaalde situaties ook een kostenvoordeelkostenvoordeel, bijvoorbeeld met betrekking tot afsluitprovisie. Voor deze kosten geldt hetzelfde als hierna ten aanzien van de rente wordt vermeld.

 

Rente (met uitzondering van de rente op een hypothecaire lening voor de aanschaf en/of verbetering van de eigen woning) is bij de heffing van inkomstenbelasting niet aftrekbaar. Dit betekent dat de werkgever in beginsel geen renteloze leningen meer kan verstrekken zonder rekening te houden met een belast loonvoordeel. Op grond van de Uitvoeringsregeling Loonbelasting 2001 moet dit rentevoordeel worden bepaald op basis van de normrente (2008: 5,3 procent). Is er sprake van een laagrentende lening, bijvoorbeeld met een rentepercentage van 3 procent, dan moet het verschil tussen de normrente en dit lagere percentage tot het loon worden gerekend.

 

Voorbeeld

Een werknemer wil een auto van 25.000 euro aanschaffen om op die manier gemakkelijker en sneller op zijn werk te kunnen komen. Omdat de werkgever de noodzaak van de aanschaf van de auto wel inziet, verstrekt de werkgever de werknemer een renteloze lening om de auto te kunnen aanschaffen. Aangezien de werkgever de auto niet onbelast aan de werknemer had kunnen vergoeden of verstrekken, moet hier dus rekening worden gehouden met een loonvoordeel.

 

Het loonvoordeel moet de werkgever in 2008 forfaitair vaststellen op 5,3 procent van 25.000 euro = 1.325 euro. De werkgever moet dit bedrag tot het loon van de werknemer rekenen. Zou de werknemer geen renteloze, maar een laagrentende lening van zijn werkgever hebben gekregen, bijvoorbeeld met een rentepercentage van 2 procent, dan had het verschil tussen de normrente van 5,3 procent en de in rekening gebrachte rente van 2 procent over de lening tot het loon moeten worden gerekend. In dit voorbeeld dus 825 euro, zijnde 3,3 procent van 25.000 euro.

 

Uitzonderingen

De werkgever kan voor een beperkt aantal zaken nog wel een renteloze lening verstrekken.

 

  • Hypothecaire leningen

Een werkgever kan een renteloze of laagrentende lening voor de aanschaf en/of verbetering van de eigen eerste woning van de werknemer nog steeds belastingvrij aan de werknemer verstrekken. In deze situatie behoudt de werknemer immers het recht op renteaftrek in de inkomstenbelasting.

 

Voorbeeld

Een werknemer wil een eigen woning aanschaffen voor een aankoopprijs van 200.000 euro. De bank wil slechts tot een bedrag van 100.000 euro financieren. De werkgever financiert (renteloos) het benodigde bedrag van 100.000 euro. Een normale rente op deze lening bedraagt 6 procent. Het rentevoordeel van de werknemer bedraagt op jaarbasis dus 6.000 euro (6 procent van 100.000 euro). Omdat er sprake is van een renteloze lening ter zake van een eigen eerste woning, behoeft de werkgever het rentevoordeel van de werknemer niet tot het loon te rekenen. Voorwaarde is wel dat de werknemer eenmalig verklaart dat hij de rente in aftrek zou kunnen brengen in zijn aangifte inkomstenbelasting als de lening wel een reële rente zou dragen. De werkgever moet deze verklaring bij zijn loonadministratie bewaren. Ook moet de werkgever in de aangifte loonheffingen vermelden dat sprake is van een personeelslening, waarbij de rente- en of kostenvoordelen (gedeeltelijk) niet tot het loon is gerekend.

 

  • Vrije vergoedingen en verstrekkingen

Koopt de werknemer met de renteloze dan wel laagrentende lening van de werkgever een zaak die zou kwalificeren als een (gedeeltelijk) vrije vergoeding of verstrekking, dan kan deze lening ook belasting- en premievrij aan de werknemer worden verstrekt.

Voor de fiscale behandeling van renteloze of laagrentende personeelsleningen moet de werkgever onderscheid maken in de volgende leningenleningen:

 

  1. De lening is aangegaan voor de aanschaf van een eigen woning die als hoofdverblijf dient. In dat geval behoeft de werkgever onder voorwaarden geen rekening te houden met een te belasten loonvoordeel. Het te belasten loon en de aftrekbare kosten vallen immers in box 1 praktisch tegen elkaar weg.
  2. De lening is aangegaan voor de aanschaf van goederen waarvoor de werkgever ook een vrije vergoeding of verstrekking had kunnen geven. Het rentevoordeel hoeft niet tot het loon te worden gerekend.
  3. De lening is aangegaan voor een telewerkplek van de werknemer. Het rentevoordeel hoeft niet tot het loon te worden gerekend.
  4. De lening is aangegaan voor een ander doel dan de hiervoor genoemde. De werkgever moet rekening houden met een rentevoordeel. Dit rentevoordeel is bepaald op basis van een normrente van 5,3 procent voor het jaar 2008. Het rentepercentage zal elk jaar worden geactualiseerd, waarbij al te grote schommelingen zullen worden voorkomen. Als de lening renteloos is, wordt het te belasten rentevoordeel in het jaar 2008, dus gesteld op 5,3 procent op jaarbasis van het geleende bedrag. In beginsel moet het rentevoordeel doorlopend (per loontijdvak) in aanmerking worden genomen. Om praktische redenen (met name aflossingen van de werknemer) mag het te belasten rentevoordeel ook bij het einde van het kalenderjaar dan wel, als de dienstbetrekking eerder wordt beëindigd, bij het einde van de dienstbetrekking in de heffing worden betrokken.

 

Checklist

  • Heeft de werkgever een lening of een voorschot aan de werknemer verstrekt?
  • Is de werknemer binnenlands belastingplichtig?
  • Is de lening aangegaan voor de financiering van de aankoop, de verbetering of het onderhoud van de eigen woning?
  • Is de lening gebruikt voor de aanschaf van goederen waarvoor de werkgever ook een vrije vergoeding of verstrekking had kunnen geven?
  • Is de lening aangewend voor een telewerkplek?
  • Heeft de werkgever de verklaringen en aankoopnota's bij de administratie bewaard?
  • Heeft de werkgever de lening door middel van een code op de aangifte loonheffingen vermeld?

Producttips

Volg HR Praktijk

Word gratis lid en ontvang op dinsdag en donderdag het laatste HR-nieuws in uw mailbox! Én als lid krijgt u ook toegang tot exclusieve online artikelen.