De belastingdruk bij inkomens boven de 20.000 euro ligt op ongeveer 50 procent. Onder dit bedrag ligt dat percentage om en nabij 30 procent en houdt men dus tussen 60 tot 70 procent besteedbaar inkomen over. Volgens het CPB is het merendeel van de plannen om werken meer te laten lonen tenietgedaan door maatregelen om de laagste inkomens te ondersteunen. Mensen met lage inkomens zijn relatief veel kwijt aan premies voor zorgverzekering en pensioen. Ter compensatie heeft de overheid daarom verschillende toeslagen, zoals de huur- en zorgtoeslag, ingevoerd.

 

‘Botsende overheidsdoelen’

Volgens het CPB is de druk bij de inkomens tot 20.000 euro hoog door premies voor zorgverzekering en pensioen. Bovendien worden de toeslagen voor huur, zorg en kinderen lager, naarmate het inkomen van het huishouden toeneemt. “Het kabinet wil dat mensen meer betaald werk gaan verrichten, maar de prikkel om dat te doen wordt verzwakt door beleid om de lage inkomens te ondersteunen,” aldus het CPB, dat spreekt over ‘botsende overheidsdoelen’.

 

De toeslagen en kortingen maken het volgens het CPB voor de normale burger onmogelijk om te bepalen of het loont om meer te gaan werken. Financieel woordvoerders van de PvdA en de VVD laten eind november in de Volkskrant weten het erover eens te zijn dat het belastingstelsel eenvoudiger moet om mensen te stimuleren meer te gaan werken.

 

Minder belasting

De hoogste ambtenaar van het ministerie van economische zaken, Jan Oosterwijk, schreef op 4 januari 2001 in het traditionele nieuwjaarsartikel in het economenvakblad ESB: "Het motto 'werken moet lonen' dient niet alleen te gelden voor mensen die vanuit een uitkering een betaalde baan nemen. Ook werknemers, van hoog tot laag, moeten gestimuleerd worden om meer uren te maken. Dat kan door ze minder belasting en premies te laten betalen over het meerdere geld dat ze dan verdienen."