Werkgever niet verplicht tot nieuw contract na jarenlange seizoensarbeid
Als een werknemer die jarenlang op basis van een tijdelijk contract van maart tot november voor een werkgever werkt op een gegeven moment ziek wordt, biedt de werkgever hem geen nieuw contract meer aan. Volgens de werknemer is hij hiertoe wel verplicht.
De werknemer stelt dat de werkgever artikel 7:668a BW, op grond waarvan een werkgever maximaal drie tijdelijke arbeidsovereenkomsten mag aanbieden, heeft misbruikt door jarenlang meer dan drie maanden tussen de arbeidsovereenkomsten te laten verstrijken. Ook stelt hij dat er een duurovereenkomst tot stand is gekomen op grond waarvan de werkgever verplicht is om elk jaar een tijdelijk contract aan te bieden.
Misbruik van recht
Het Hof overwoog dat de wet niet het aantal keren beperkt dat arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd elkaar kunnen opvolgen, mits er minstens drie maanden tussen zit. Desondanks kan sprake zijn van misbruik, als de constructie gericht is om de beschermende werking van 7:668a BW te ontduiken. Het enkele feit dat steeds een periode van meer dan drie maanden zit tussen de arbeidsovereenkomsten, maakt het nog niet ongeoorloofd. In dit geval werd misbruik niet aangenomen, omdat het om seizoensarbeid ging en de werkgever in de wintermaanden nauwelijks werk voorhanden had.
Duurovereenkomst
Het Hof oordeelt dat in het midden kan blijven of er een duurovereenkomst tot stand is gekomen omdat mede gelet op de ziekte van de werknemer in dit geval naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet van de werkgever kon worden verwacht dat zij de werknemer een nieuw contract zou aanbieden.
Gerechtshof Arnhem, 22 juli 2011, LJN: BR2729
Tip: Ter voorkoming van onduidelijkheid doet een werkgever er goed aan om in de overwegingen van haar contracten duidelijk vast te leggen dat het seizoensarbeid betreft en dat het niet de intentie is om een duurovereenkomst te sluiten.