Overtreding nevenactiviteitenbeding: werknemer betaalt schade werkgever
Een werknemer is als junior debiteurenbeheerder gedetacheerd bij een incassobureau dat zich onder meer bezig houdt met het innen van een aanzienlijke vordering. Door de debiteur vanuit zijn eigen incassobedrijf aan te schrijven, slaagt de werknemer er in de vordering te innen. De werknemer stort het bedrag door aan het incassobureau waar hij is gedetacheerd, maar houdt een bedrag van € 4.032,30 in aan incassokosten ten behoeve van zijn eigen bedrijf. Als de werkgever deze handelwijze ontdekt, wordt de werknemer op staande voet ontslagen.
De werkgever betaalt het bedrag van € 4.032,30 aan het incassobureau ter vergoeding van de geleden schade door het handelen van de werknemer. De kantonrechter bepaalt dat de werknemer deze schade van de werkgever moet vergoeden. De werknemer gaat tegen dit oordeel in hoger beroep.
Verbod op concurrerende nevenactiviteiten
Het Hof stelt dat de vraag of de werknemer gehouden is de schade van zijn werkgever te vergoeden, beantwoord moet worden aan de hand van artikel 7:661 BW. In dit artikel is bepaald dat een werknemer bij de uitoefening van zijn werkzaamheden niet aansprakelijk is voor de aan de werkgever toegebrachte schade, tenzij de schade het gevolg is van zijn opzet of bewuste roekeloosheid. Omdat de werknemer tot tweemaal toe een verbod op concurrerende nevenactiviteiten en zaken doen voor eigen rekening heeft ondertekend en geen toestemming voor zijn handelwijze had gekregen, heeft hij ernstig verwijtbaar gehandeld.
Deze verwijtbaarheid gaat volgens het Hof bepaald verder dan de ‘normale’ onvoorzichtigheid die aanleiding kan zijn voor een fout van een werknemer in zijn werk waarvoor hij volgens artikel 7:661 BW niet aansprakelijk is jegens zijn werkgever. Als er al geen sprake kan zijn van opzet, dan moet de werknemer zich terdege bewust zijn geweest van het roekeloze karakter van zijn acties. De werknemer moet de schade van de werkgever dus betalen.
Gerechtshof Leeuwarden, 5 juni 2012, LJN: BW8369
Tip
Hoewel opzet of bewuste roekeloosheid ex artikel 7:661 BW slechts in uitzonderingsgevallen wordt aangenomen, bestaat de mogelijkheid geleden schade als gevolg van overtreding van een nevenactiviteitenbeding op de werknemer te verhalen.