Alleen sprake van arbeidsovereenkomst bij gezagsverhouding
Op grond van de wet is er sprake van een arbeidsovereenkomst als voldaan is aan vier elementen: arbeid, voor een zekere tijd, loon en een gezagsverhouding. Bij de Rijksuniversiteit Groningen (RUG) stelden 15 promotiestudenten dat zij op basis van een arbeidsovereenkomst werkzaam zijn (geweest). De kantonrechter heeft dit bevestigd, maar in hoger beroep kwam het hof tot een andere conclusie.
Het hof is van mening dat de werkzaamheden van de promotiestudenten als productieve arbeid kunnen worden aangemerkt. Vanwege het feit dat de overeenkomsten tussen RUG en de promotiestudenten voor tenminste vier jaar zijn aangegaan, is volgens het hof tevens voldaan aan het element 'gedurende zekere tijd'. De beurs die de promotiestudenten ontvangen, die nauw samenhangt met het te verrichten wetenschappelijk onderzoek, kan volgens het hof niet anders worden aangemerkt dan als 'loon'. Hiermee is voldaan aan drie van de vier wettelijke elementen van een arbeidsovereenkomst.
Geen sprake van gezagsverhouding
Voor wat betreft het element 'gezagsverhouding' heeft het hof een uitgebreid feitenonderzoek verricht. Het hof concludeert dat er geen sprake is van een gezagsverhouding en acht daarbij de volgende omstandigheden van belang: 'In het promotieplan, respectievelijk de overeenkomst inzake promotieopleiding, hebben partijen afgesproken dat de begeleider aan de promotiestudent zo nodig aanwijzingen zal geven. De rol van promotor/begeleider is echter beperkt tot de bewaking van de voortgang van het promotieplan en tot het geven van aanwijzingen welke verband houden met de wetenschappelijke verantwoording.'
Volgens het hof is niet gebleken dat de (formele) instructie- en sanctiemogelijkheden van het faculteitsbestuur bij promotiestudenten verder gaan dan ten opzichte van reguliere studenten. Anders dan voor AIO’s, geldt voor de promotiestudenten geen verhuisplicht, geen aanwezigheidsplicht en geen verantwoordingsplicht bij verlof en ziekte. Voorts acht het hof van belang dat de intellectuele eigendomsrechten van het proefschrift van de promotiestudenten niet toekomen aan de RUG maar aan de promotiestudenten zelf.
Verbintenis niet gelijk aan arbeidsovereenkomst
Volgens het hof is het de bedoeling van partijen geweest een verbintenis aan te gaan tot een zo goed mogelijke begeleiding bij de uitvoering van het wetenschappelijke onderzoek en het schrijven van een proefschrift. De verbintenissen over en weer zijn conform de partijbedoeling uitgevoerd. Het hof oordeelt dat de promotiestudenten niet werkzaam zijn (geweest) op basis van een arbeidsovereenkomst.
Deze uitspraak is opmerkelijk omdat de Hoge Raad eerder, in 2006, heeft geoordeeld dat de beurspromovendi op basis van een arbeidsovereenkomst werkzaam waren bij de Universiteit Amsterdam.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 23 april 2013, LJN BZ8365
Tip
Voor de beantwoording van de vraag of er sprake is van een arbeidsovereenkomst dient te worden gekeken naar de bedoeling van partijen, de feitelijke uitvoering en de elementen arbeid, voor zekere tijd, loon en gezag.