Een derde 45-plussers vindt pas na twee jaar nieuw werk
Een op de drie 45-plussers vindt pas na twee jaar of langer een nieuwe baan. Hiermee ligt het percentage 45-plussers dat binnen een halfjaar aan de slag is lager dan bij jongeren. Dat blijkt uit gegevens over 2012 van het Centraal Bureau voor de Statistiek.
Van de jongeren tot 25 jaar doet slechts 8 procent er twee jaar of langer over om een baan te vinden, onder 25- tot 45-jarigen is dit 18 procent.
Opleidingsniveau geen rol
Het opleidingsniveau van de 45- tot 65-jarigen speelt nauwelijks een rol bij de periode die nodig is om een nieuwe baan te vinden. De werkeloosheidsduur heeft wel invloed. Na zes maanden werkeloosheid verslechtert de kans op een baan behoorlijk.
Bij de jongere leeftijdsgroepen doet het opleidingsniveau wel een duit in het zakje. Van de laagopgeleide 25- tot 45-jarige werkeloze heeft bijvoorbeeld 28 procent een baanvindduur van twee jaar of langer. Voor hoogopgeleiden geldt dat slechts in 12 procent van de gevallen.
Vergrijzing
Met 179.000 werkelozen maakten de 45-plussers 35 procent uit van de totale werkeloze beroepsbevolking. Tien jaar geleden waren zij nog goed voor 26 procent. De toename is deels toe te schrijven aan de vergrijzing.
Mannen vinden iets vaker dan vrouwen binnen een halfjaar een nieuwe baan, namelijk 38 tegenover 31 procent.
Voor jonge werkelozen geldt voor beide seksen dat 64 procent binnen zes maanden weer aan de slag is.Van de 45-plussers die een baan vonden, betrof het voor meer dan de helft een flexibel dienstverband. Een kwart vond wel een vaste baan, terwijl 18 procent als zelfstandige zijn geluk is gaan beproeven.