Afdrachtvermindering onderwijs ook voor een deelkwalificatie
Zoals vaak voorkomt bij een kunstschilder geldt ook voor de afdrachtvermindering onderwijs dat ze postuum de meeste belangstelling genieten. Met ingang van 1 januari 2014 is de afdrachtvermindering onderwijs komen te vervallen en vervangen door de subsidieregeling praktijkleren. Dit heeft echter niet geleid tot een verminderde belangstelling.
Zo kwam een van Nederlands grootste personenvervoerders negatief in het nieuws naar aanleiding van bijscholing van duizenden chauffeurs waarvoor afdrachtvermindering was geclaimd. Dit was niet het enige geval, sinds begin 2013 heeft de belastingdienst bij ruim 550 werkgevers correcties op de afdrachtvermindering onderwijs doorgevoerd. Het totaal van deze correcties beloopt ongeveer Euro 47 miljoen. Het is dan ook niet verbazingwekkend dat met enige regelmaat weer een uitspraak van een rechter wordt gepubliceerd over deze materie. Zo ook afgelopen vrijdag 15 januari 2016, dit keer geen Rechtbank of Hof maar de Hoge Raad. Hoewel de afdrachtvermindering onderwijs niet meer bestaat is de discussie omtrent de toepasbaarheid van de regeling nog springlevend.
Wat was nu de aanleiding voor de opgelegde correcties?
Aan de Tweede Kamer is begin 2011 door de minister van Financiën toegezegd dat de afdrachtvermindering onderwijs in 2012 zal worden geëvalueerd. De evaluatie laat vijf vormen van niet door de wetgever bedoeld gebruik van de afdrachtvermindering onderwijs zien.
De substitutie van cursorisch onderwijs door werkgevers naar onderdelen van erkende mbo-opleidingen puur en alleen omdat hiermee afdrachtvermindering kan worden geclaimd valt onder het onbedoeld gebruik. De evaluatie laat zien dat het totaal geclaimde bedrag afdrachtvermindering onderwijs in de periode 2006-2011 is toegenomen met 92 procent tot een bedrag van Euro 387,4 miljoen. De toename wordt grotendeels toegedicht aan de afdrachtcategorie voor de beroepspraktijkvorming in het kader van een bbl-traject. Het is dan ook niet verrassend dat deze specifieke afdrachtcategorie op verhoogde aandacht van de Belastingdienst heeft kunnen rekenen.
Veel voorkomende correctiepunten
In de praktijk heb ik veelal correcties gezien die zagen op de situatie dat slechts een deel van een erkende opleiding gevolgd werd of dat geen kwalificerende (i.e. Crebo geregistreerde) opleiding werd gevolgd. Daarnaast kwam het ook vaak voor dat in het administratieve proces onvolledigheden werden gevonden.
De uitspraak van de Hoge Raad een gevoelige nederlaag
Bij uitspraak van 15 januari 2016 (ECLI:NL:HR:2016:38) heeft de Hoge Raad, in lijn met de conclusie van de Advocaat Generaal, bevestigd dat eveneens recht op afdrachtvermindering bestaat indien een werknemer slechts een deel van een erkende beroepsopleiding heeft gevolgd waarvoor hij of zij een deelcertificaat heeft verkregen. De Hoge Raad is van oordeel (zo ook het Hof en de AG) dat voor de toepassing van de afdrachtvermindering onderwijs niet de eis is gesteld dat een volledige beroepsopleiding moet worden gevolgd, noch dat de intentie van de deelnemer daarop gericht zou moeten zijn. Deze uitspraak zal een grote impact hebben op de reeds opgelegde correcties (aannemende dat daar tijdig bezwaar tegen is aangetekend).
Een ander punt dat in deze procedure naar voren kwam is de vraag tot en met welk moment je de afdrachtvermindering kan claimen en of vereist is dat er een schriftelijke overeenkomst ten grondslag ligt aan de beroepspraktijkvorming.
Wat betreft het eerste punt is de Hoge Raad erg kort: de afdrachtvermindering kan worden toegepast tot en met het loontijdvak waarin het afsluitend examen is afgelegd; daarna wordt immers geen beroepspraktijkvorming meer gevolgd.
Wat betreft het laatste punt heeft het Hof aangegeven dat een overeenkomst in vele vormen denkbaar is zo ook een mondelinge overeenkomst. De Hoge Raad geeft met een verwijzing naar de aard van de afdrachtvermindering, als zijnde een soort van loonkostensubsidie, aan dat de Belastingdienst moet kunnen controleren of aan alle vormvereisten is voldaan. Mede met het oog op dat toezicht en met verwijzing naar de wettelijke bepalingen stelt de Hoge Raad dat slechts op basis van een schriftelijke overeenkomst aanspraak kan worden gemaakt op de afdrachtvermindering.
Is de les nu afgelopen?
Neen, we moeten nog even op onze plek blijven zitten. De Hoge Raad zegt namelijk niets over de vraag of de schriftelijke overeenkomst getekend moet zijn en zo ja op welk moment? Dit is nu aan het Hof om te bepalen aangezien de Hoge Raad de bal heeft teruggekaatst naar het Hof om met inachtneming van de overwegingen van de Hoge Raad uit te zoeken of, en zo ja in hoeverre, is voldaan aan de voorwaarden voor toepassing van de afdrachtvermindering onderwijs.
Vooralsnog kan niet alles van tafel maar zeker is wel dat met deze uitspraak het deelcertificaat kwalificeert voor de afdrachtvermindering.