Werkgeefster niet aansprakelijk voor schade na val over scheerlijn
Tijdens een introductiekamp van eerstejaarsstudenten wordt een docente‘s nachts gewaarschuwd door de eigenaresse van de kampeerboerderij dat een aantal studenten aan het roken is bij de hooizolder. Als de docente haar collega’s, die in het ‘veld’ de studenten in de gaten houden, niet telefonisch kan bereiken, gaat ze zelf op pad. Hierbij struikelt ze over een scheerlijn en loopt een wond aan haar linkerbeen, een gebroken arm en een beperking in het strekvermogen van de rechterarm op. Hierop stelt de werkneemster haar werkgeefster aansprakelijk voor dit bedrijfsongeval, op grond van artikel 7:658 en 7:611 BW.
De werkgeefster zou niet aan haar zorgplicht hebben voldaan, zowel op het punt van de inrichting en onderhoud van de werkplek van de werkneemster als ten aanzien van de instructieplicht. De werkneemster vordert een verklaring voor recht dat de werkgeefster aansprakelijk is voor geleden schade en nog te lijden schade, een veroordeling tot vergoeding van de materiële en immateriële schade en veroordeling van de werkgeefster in de kosten en de nakosten.
Ongeval tijdens uitoefening werkzaamheden
De kantonrechter overweegt dat het eerste verweer de vraagt stelt, of het optreden van werkneemster als begeleidster van het introductiekamp, en in het bijzonder het doorbrengen van de nacht op het terrein van de kampeerboerderij, moet worden gezien als een vorm van uitoefening van haar werkzaamheden. Volgens de kantonrechter is het vrijwillige karakter van deelname aan met name de slaapdienst relatief. De kantonrechter concludeert dan ook dat in de zin van artikel 7:658 lid 2 gesproken moet worden van een ongeval tijdens de uitoefening van de werkzaamheden.
Zeer beperkte zeggenschap inrichting arbeidsplaats
Voor zover de kampeerboerderij als de arbeidsplaats van de werkneemster in de zin van artikel 1 lid 3 sub g van de Arbeidsomstandighedenwet moet worden beschouwd, moet worden vastgesteld, dat de zeggenschap van de werkgeefster over de inrichting van die arbeidsplaats zeer beperkt was. Het was de exploitant van de kampeerboerderij, bij wie de eerste verantwoordelijkheid lag voor de veiligheid van het eigen personeel en van de gebruikers en op wie de verplichting rust een risico-inventarisatie te maken. De kantonrechter is van oordeel dat werkneemster ten onrechte de normen van haar reguliere werkplek op die van haar uiterst tijdelijke arbeidsplaats, de kampeerboerderij en omgeving, plakt.
Volgens de kantonrechter ligt op het grensvlak van inrichting, arbeidsmiddelen en veiligheid (artikel 3 lid 1 sub a/b, c en e/f Arbeidsomstandighedenwet) de al of niet ter beschikking stelling van zaklampen en portofoons. Werkgeefster mocht er van uitgaan, dat haar docenten, althans het leeuwendeel ervan, beschikte(n) over een eigen mobiele telefoon, dat die mobiele telefoons bereik hadden en dat de mobiele telefoons aan stonden gedurende het kamp. De werkgeefster mocht er ook van uit gaan dat van de mobiele telefoons als communicatiemiddel gebruik zou worden gemaakt. Verder hoefde de werkgeefster de docenten niet van portofoons te voorzien en mocht zij van haar docenten verwachten dat zij nummers hadden uitgewisseld. Tevens is de kantonrechter van oordeel dat van de werkgeefster niet verwacht hoefde te worden dat de ten behoeve van het kamp beschikbaar gestelde zaklampen, ook vervolgens werden gedistribueerd.
Geen sprake van bedrijfsongeval
Tot slot overweegt de kantonrechter dat als de zeggenschap over de inrichting van de arbeidsplaats beperkt is of geheel ontbreekt, betekenis toekomt aan de instructiebevoegdheid van de werkgever. De zorgplicht hield niet in, dat de docenten ook nog eens specifiek op de ‘struikelgevoeligheid’ van scheerlijnen van tenten moesten worden gewezen.
Geconcludeerd kon worden dat er sprake was van een ongeluk, dat in de categorie huis-,tuin- en keukenongevallen thuishoort, ofwel de ongelukkige samenloop van omstandigheden en dat er van aansprakelijkheid van werkgeefster op grond van schending van de zorgplicht niet kon worden gesproken. De vorderingen van de werkneemster werden afgewezen.
Kantonrechter Breda, 4 april 2012, LJN: BW4044