Wagenparkbeheerders de klos door BPM-vrijstelling
Volgens de Vereniging Nederlandse autoleasemaatschappijen (VNA) dupeert de vrijstelling van aanschafbelasting voor energiezuinige auto’s vlooteigenaren en berijders die dit jaar al kozen voor zuinige, milieuvriendelijke auto’s. Het schrappen van de belasting drukt de waarde van de auto’s die nu al op de weg zijn fors naar beneden.
Uit de miljoenennota voor 2009 blijkt dat auto’s, die niet meer dan 110 gram CO2 per kilometer (benzine) of 95 gram per kilometer (diesel) uitstoten, met ingang van 2009 worden vrijgesteld van BPM. Directeur Renate Hemerik van VNA betreurt dat. In een artikel in de Bovagkrant zegt zij: ‘Het lijkt een sympathieke, effectieve ingreep, maar de spelregels worden veranderd, terwijl het spel al aan de gang is. De vrijstelling van BPM is gunstig voor iedereen die in het komend jaar een auto kan uitzoeken, maar wie dit jaar al voor een energiezuinige auto koos, wordt daar nu voor gestraft’.
Grote gevolgen
VNA toont zich kritisch over de ombouw van de BPM-grondslag van netto catalogusprijs naar CO2-uitstoot. ‘De gevolgen voor leasemaatschappijen en importeurs zijn enorm. Door de ingrepen in de brutoprijzen wordt de markt verstoord, terwijl het effect voor het milieu nihil is. Uit betrouwbare bronnen hebben we begrepen dat de reductie van CO2-uitstoot minder dan een half procent is’, aldus Hemerik. ‘Daarvoor betalen autobezitters wel een forse prijs. Het wijzigen van de BPM zal aanzienlijke gevolgen hebben op de restwaarde van auto’s.’
De werkelijkheid is dramatischer dan de scenario’s hadden voorzien. De uitstoot van koolstofdioxide, CO2, was in de periode 2000-2007 hoger dan het IPPC, het Intergovernmental Panel on Climate Change van de Verenigde Naties, in zijn somberste schattingen dacht. Het Amerikaanse ministerie van Energie maakte dit 25 september j.l. bekend; de cijfers werden de dag erna bevestigd door de onderzoekers van het Global Carbon Project. Als was het om het mondiale karakter van dit probleem te onderstrepen, de onderzoekers, afkomstig van wetenschappelijke instituten uit de Verenigde Staten, het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk en Australië, maakten hun bevindingen gelijktijdig bekend in Parijs en Washington.