Nettoloon op loonstrookje valt tientallen euro’s hoger uit
Het jaar 2021 begint positief voor alle werknemers: het nettoloon op het loonstrookje valt tientallen euro’s hoger uit. Een werknemer met een minimumloon houdt dit jaar 30 euro per maand meer over. Mensen met een modaal inkomen profiteren het meest van lagere belasting en hogere heffingskortingen. Zij houden onderaan de streep 45 euro per maand meer over. Wijzigingen in pensioenpremies zorgen ervoor dat de nettoloonstijging per sector verschilt.
Werknemers met een modaal inkomen in de bouw zien met een stijging van 94 euro de grootste plus onderaan het loonstrookje. Minder goed nieuws is er voor de gepensioneerden. Hoewel de belastingdruk afneemt, stijgt de bijdrage Zorgverzekeringswet. Zij zien hun aanvullend pensioen daardoor licht dalen.
Deze cijfers volgen uit berekeningen van HR- en salarisdienstverlener ADP, die voor de veertiende keer inzichtelijk maakt wat werknemers onder de streep meer of minder overhouden. Deze nettoloonontwikkelingen staan los van eventuele cao-salarisverhogingen.
Het positieve beeld van nettoloonstijgingen staat in veel gevallen wel in de schaduw van de coronacrisis. De belangrijkste vraag is natuurlijk of werknemers hun baan en daarmee hun salaris behouden in 2021. Het is ook de vraag of werkgevers loonmatigingen gaan doorvoeren en hoe zij omgaan met reis- en overige kostenvergoedingen nu werknemers steeds meer vanuit huis werken.
Wijzigingen pensioenpremies zorgen voor verschillen tussen sectoren
Hoewel werknemers over de gehele linie profiteren van lagere belastingtarieven en hogere heffingskortingen, zijn er wel wat verschillen tussen de sectoren. Dit wordt veroorzaakt door gewijzigde pensioenpremies. Werknemers in de bouw hebben hiervan het meeste profijt, ambtenaren het minst.
Transport
Een minimumloner in de sector Transport gaat er 32 euro netto op vooruit. Verdien je modaal, dan stijgt je nettoloon met 45 euro. Pensioenpremies hebben een geringe invloed. Door een verhoging van de franchise gaan de werknemers met lonen tot 4.250 euro per maand drie euro minder aan pensioenpremie betalen. Omdat ook de maximumgrondslag wordt verhoogd, betalen werknemers met een brutoloon boven de 4.250 euro per maand zeven euro meer aan pensioenpremie.
Bouw
Werknemers in de Bouw gaan er in vergelijking met de andere sectoren het meest op vooruit. Zo houdt een werknemer met een minimumloon 62 euro per 4 weken netto meer over. De werknemer met een modaal salaris ziet het nettoloon per 4 weken met 94 euro stijgen. De reden voor deze uitschieter is dat in deze sector vanaf 1 januari 2021 voor een aanvullende pensioenregeling geen premie meer wordt betaald. De minimumloner betaalt 42 euro pensioenpremie minder. Voor de modale werknemer scheelt het 91 euro aan pensioenpremie.
Metaal & Techniek
Een werknemer met een minimumloon in de sector Metaal & Techniek ziet 29 euro meer op de rekening gestort worden. Iemand met een modaal inkomen gaat er 44 euro op vooruit. Werknemers met een jaarloon van meer dan 80.000 euro betalen in 2021 meer premie voor het excedentpensioen. De maximale stijging bij een loon van 7.500 euro is achttien euro per maand.
Overheid
Ambtenaren profiteren het minst. Dat komt door een hoge pensioenpremie. Werknemers met een minimumloon gaan er per maand 28 euro op vooruit. Iedereen met een modaal inkomen 38 euro. Deze groep werknemers betaalt dit jaar zeven euro meer aan pensioenpremies. Bij een loon van 7.500 euro per maand is de stijging 32 euro.
Trendanalyse: economische vooruitgang zichtbaar in lonen, niet in aanvullend pensioen
Voor het totaalbeeld van de loonontwikkeling door de jaren heen, is het ook interessant om verder uit te zoomen. Vanaf 2016 doet zich de situatie voor dat enerzijds de lonen jaarlijks stijgen en in dezelfde periode de aanvullende pensioenen over het algemeen dalen. Waar de lonen voor diverse inkomensgroepen tot en met 2015 nog jaarlijks een golfpatroon laten zien met het ene jaar een lichte stijging en het andere jaar een lichte daling, is dit vanaf 2016 voorbij. De economische vooruitgang na de financiële crisis is dan duidelijk zichtbaar over de gehele breedte van de inkomens. De inkomensgroepen tussen minimumloon en modaal gaan er gemiddeld procentueel het meeste op vooruit, terwijl de hogere inkomensgroepen gemiddeld procentueel het minst profiteren. Opvallende uitzondering is de inkomensgroep anderhalf keer modaal: deze groep heeft in de periode 2016 tot en met 2020 relatief weinig geprofiteerd van de economische vooruitgang en ging er ‘slechts’ 130,75 euro op vooruit, lager dan alle andere inkomensgroepen. Dit wordt in 2021 weer gedeeltelijk rechtgetrokken met een stijging van ongeveer 50 euro.
Ondanks dat de afgelopen jaren fiscaal gezien in het teken stonden van de veranderende belastingschijven, had deze verandering nauwelijks impact op de lonen. De grote stijging van de lonen werd voornamelijk veroorzaakt door wijzigingen van de algemene heffingskorting en de arbeidskorting. Mensen met een volwaardige baan (vanaf 32 uur) profiteerden hier het meest van. Aangezien deze kortingen inkomensafhankelijk zijn en afbouwen naarmate het loon hoger is, profiteerden de lonen vanaf minimumloon tot en met modaal relatief het meest.
Voor de aanvullende pensioenen geldt dat deze achteruit zijn gegaan, met uitzondering van de allerhoogste groep (bruto pensioen 2.500 euro of hoger). De laagste drie pensioengroepen (bruto pensioen van 500, 1.000 en 1.500 euro) zagen hun pensioen er gemiddeld in deze periode met bijna twee procent op achteruitgaan. Deze daling wordt veroorzaakt door stijgende belastingen en een hogere werknemersbijdrage voor de Zorgverzekeringswet. De afgelopen jaren werd deze daling echter gecompenseerd door een stijgende AOW. Ontwikkelingen in de dekkingsgraden van pensioenfondsen zitten niet in deze cijfers, waardoor een achteruitgang in de praktijk bij pensioenkortingen zelfs nog forser kan uitvallen.
Berekeningen en complete cijfers
De algemene cijfers betreffen het loon na aftrek van belasting en zijn exclusief pensioen- en andere werknemerspremies). De cijfers per sector betreffen het loon na aftrek van belasting, pensioen- en overige branchegerelateerde werknemerspremies. Bij de berekeningen is uitgegaan van pensioenregelingen van ABP, Bouw, Transport en Metaal & Techniek. Waar wordt gesproken over pensioenpremies, zijn ook andere verplichte inhoudingen zoals de WIA-bodem- en WGA-hiaatverzekering in de berekeningen meegenomen. ABP-pensioenregelingen gelden voor diverse sectoren. ADP is uitgegaan van de sector ‘overheid, onderwijs’. Voor de sector Transport is uitgegaan van ‘beroepsgoederenvervoer’. Voor de sector Bouw is gerekend met lonen per vier weken. Bij de verschillen van het minimumloon is de reguliere minimumloonstijging meegenomen.