De meeste onderbenutte deeltijders - mensen die in deeltijd werken, maar meer uren zouden willen werken en daarvoor ook direct beschikbaar zijn - waren in 2022 te vinden in Groningen, Friesland, Drenthe en Overijssel. In Zeeland en Utrecht kwamen ze relatief het minst voor. Dat blijkt uit nieuwe regionale cijfers van het CBS.

Er waren in Nederland 508.000 onderbenutte deeltijders in 2022, dit is 5,3 procent van de totale werkzame beroepsbevolking. In de vier noordoostelijke provincies werd naar verhouding vaak in deeltijd gewerkt. Afgezet tegen de werkzame beroepsbevolking zijn daar ook de meeste onderbenutte deeltijders. In 2022 was dat percentage het hoogst in Groningen (6,3 procent) en het laagst in Zeeland (4,8 procent).

Relatief hoog in studentensteden

In 2022 lagen de gemeenten met het laagste percentage onderbenutte deeltijders (4,4 procent) in Zeeland en Limburg: Borsele, Schouwen-Duiveland en Eijsden-Margraten. De gemeenten met de hoogste percentages waren Vaals (7,4 procent), gevolgd door Groningen (7,0 procent) en Wageningen (6,9 procent). Het percentage onderbenutte deeltijders is relatief hoog in studentensteden. Daar zijn ook verhoudingsgewijs veel werklozen en semiwerklozen. 

Ruim 4 op de 10 onderbenutte deeltijders jonger dan 25 jaar

Onderbenutte deeltijders zijn relatief jong. In 2022 was 43 procent van alle onderbenutte deeltijders 15 tot 25 jaar. Dit zijn vooral scholieren en studenten die een bijbaan hebben en zeggen direct beschikbaar te zijn om meer uren te werken. Het relatief hoge percentage onderbenutte deeltijders in de noordoostelijke provincies hangt samen met iets hogere percentages jongeren onder de werkzame beroepsbevolking.