In de Nederlandse beroepsbevolking is de allochtone bevolking in het algemeen ondervertegenwoordigd. De Meijer onderzocht het personeelsselectieproces bij de politie, een organisatie die het van belang vindt dat er allochtone agenten in dienst zijn. Zij bestudeerde in welke mate kenmerken van de kandidaat, de beoordelaar en het selectie-instrument bepalend zijn voor de bestaande scoreverschillen tussen autochtone en allochtone kandidaten.
Selectie-instrumenten
Verschillende zaken blijken van belang voor selectie in een multi-etnische context, aldus de promovenda. Zo verklaart de beheersing van de Nederlandse taal een substantieel deel van de scoreverschillen tussen de autochtone en de allochtone groepen. Daarnaast vond de promovenda verschillen in de wijze waarop beoordelaars een eindadvies vormen.
Voor autochtone en allochtone kandidaten werden scores op verschillende selectie-instrumenten op een verschillende manier gecombineerd in een eindadvies. Beoordelaars voelen zich mogelijk meer onzeker bij het oordeel over allochtone kandidaten. Om dit te verbeteren adviseert De Meijer dat de beoordelaars meer ervaring gaan opdoen bij het beoordelen van allochtone kandidaten, onderling kennis uitwisselen over beoordelen in een multi-etnische context en een verdere standaardisatie van het selectieproces.
Situationele inzichttest
Een mogelijke oplossing om de verschillen in scores tussen autochtone en allochtone kandidaten bij personeelsselectie te verminderen, is de situationele inzichttest die De Meijer ontwikkelde. Bij een situationele inzichttest zijn de scoreverschillen kleiner dan bij traditionele instrumenten, zoals de intelligentietest. Deze situationele inzichttest bestaat bijna volledig uit beeldmateriaal, er komt nauwelijks geschreven tekst in voor. De beheersing van de Nederlandse taal speelt dan een geringere rol.