Een werknemer is in dienst gekomen bij een organisatie die zakelijke dienstverlening biedt ten aanzien van projectmanagement voor opdrachtgevers. De werknemer wordt te werk gesteld op een project bij een opdrachtgever. De arbeidsovereenkomst wordt aangegaan voor de duur van één jaar met de bepaling dat de arbeidsovereenkomst eindigt op het moment dat het project is voltooid. De werkgever zegt tussentijds de arbeidsovereenkomst op met een beroep op de ontbindende voorwaarde. De werknemer gaat naar de rechter omdat deze opzegging nietig zou zijn.

De kantonrechter beoordeelt de vraag of sprake is van een rechtsgeldige ontbindende voorwaarde aan de hand van de door de Hoge Raad vóór de WWZ ingezette lijn. De ontbindende voorwaarde in de arbeidsovereenkomst is naar het oordeel van de kantonrechter te ruim en onduidelijk geformuleerd. Het hangt af van de subjectieve waardering van de inlener of en wanneer de ontbindende voorwaarde in vervulling gaat. “De overeenkomst eindigt derhalve van rechtswege op het moment dat het in deze overeenkomst genoemde project is voltooid of door de opdrachtgever wordt beëindigd.” Naar het oordeel van de kantonrechter lijkt het daarmee meer op een uitzendbeding. De ontbindende voorwaarde doet afbreuk aan de voor de werknemer geldende ontslagbescherming en is volgens de kantonrechter niet rechtsgeldig. De arbeidsovereenkomst is dus niet van rechtswege geëindigd.

Tip: Kantonrechters trekken na invoering van de WWZ de door de Hoge Raad vóór de WWZ ingezette lijn door, hoewel in de literatuur ook stemmen opgaan dat onder de WWZ een ontbindende voorwaarde niet meer binnen het gesloten ontslagstelsel past.

Bron: Rechtbank Oost-Brabant, locatie Eindhoven, sector kanton, 9 mei 2017.

ECLI:NL:RBOBR:2017:2702.