Sluit je een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd zónder tussentijdse opzegmogelijkheid én je zegt toch op tegen een datum eerder dan de einddatum dan kan werkgever aanspraak maken op de zogenoemde gefixeerde schadevergoeding. Advocaat Pascal Besselink licht dit probleem, waar lang niet alle werknemers (en ook niet alle werkgevers) zich bewust van zijn, toe aan de hand van een onlangs gepubliceerde uitspraak. 

Als je als werkgever met werknemer een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd (oftewel een tijdelijk contract) sluit kun je er meestal voor kiezen om in die arbeidsovereenkomst wél of geen (tussentijds) opzegbeding op te nemen.

Soms wordt dat gewoon vergeten en soms wordt er bewust voor gekozen geen tussentijdse opzegmogelijkheid op te nemen (bijvoorbeeld bij functies die moeilijk zijn in te vullen/te vervangen en werkgever wil voorkomen dat werknemer eerder dan tegen de einddatum al weer vertrekt).

Gevolg is wel dat die arbeidsovereenkomst dan, in beginsel, niet eerder dan tegen de aanvankelijk overeengekomen einddatum kan worden beëindigd.

Onregelmatige opzegging

Sluit je een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd zónder tussentijdse opzegmogelijkheid én je zegt (in dit geval als werknemer) toch op tegen een datum eerder dan de einddatum (dat heet een onregelmatige opzegging) dan kan werkgever aanspraak maken op de zogenoemde gefixeerde schadevergoeding. Die vergoeding komt neer op een bedrag gelijk aan het loon plus vakantietoeslag dat anders nog tot de einddatum zou zijn betaald.

Dit probleem, waar lang niet alle werknemers (en ook niet alle werkgevers) zich bewust van zijn, speelde in deze uitspraak 

In die zaak was sprake van een tijdelijk contract met als einddatum 30 juni 2024… zonder tussentijdse opzegmogelijkheid. En je voelt hem al, werknemer (een Finance Manager) zegde dat tijdelijke contract (onregelmatig) op. Dat deed hij op 31 januari 2024 tegen 28 februari 2024.

Gefixeerde schadevergoeding

En dat kon dus niet, want het contract eindigde op 30 juni 2024 en kon niet eerder (eenzijdig) worden beëindigd. Want die mogelijkheid was immers niet in het contract opgenomen. Werkgever wees hem hierop en maakte aanspraak op de gefixeerde schadevergoeding, zijnde het loon plus (o.a.) vakantietoeslag over de periode 1 maart tot en met 30 juni 2024 (vier maandsalarissen dus).

In de procedure stelt werknemer onder meer, zonder succes, dat werkgever de opzegging zou hebben aanvaard en ook dat er op 19 februari al een vervanger was begonnen (werkgever had dus helemaal geen schade volgens werknemer). Dat mocht hem allemaal niet baten. De wettelijke bepaling waar werkgever zich op beriep is namelijk van dwingend recht.

De rechter kwam werknemer nog wel een klein beetje tegemoet door de, door de werkgever gevorderde, gefixeerde schadevergoeding te matigen tot 3 maanden. Dat betekende echter dat werknemer werkgever uiteindelijk nog steeds een bedrag van € 22.680 moest betalen.

Lees ook het stuk van Mathijs Smit van RTL Z met toelichting van Pascal Besselink