Stelt u zich de volgende casus voor. Een werknemer is 27 jaar in dienst geweest van een woningstichting. In vervolg op een tussen werknemer en werkgever gesloten beëindigingsovereenkomst, ontbindt de kantonrechter bij beschikking van 31 augustus 2009 de arbeidsovereenkomst ingaande 1 april 2010. Hij kent aan de werknemer een vergoeding van € 66.000,- bruto toe. Maar dan overlijdt deze werknemer, op 30 december 2009. Door de dood van een werknemer eindigt een arbeidsovereenkomst. Wat gebeurt er dan met die ontbindingsvergoeding?

Daarover hebben de erfgenamen vier jaar geprocedeerd voordat de Hoge Raad op 3 oktober 2014 oordeelde dat de werkgever de ontbindingsvergoeding moet betalen aan de erfgenamen van de werknemer. De Hoge Raad oordeelt dat aan de ontbindingsbeschikking rechtskracht toekomt, ook al is de rechtsgrond op basis waarvan die beschikking is gewezen – namelijk het nog bestaan van een arbeidsovereenkomst – vervallen na datum beschikking. De Hoge Raad motiveert dat op basis van het zogeheten gesloten ontslagstelsel: tegen de ontbindingsbeschikking d.d. 31 augustus 2009 was geen rechtsmiddel aangewend, zodat sprake is van een onherroepelijke rechterlijke uitspraak. De werkgever moet dus uitvoering geven aan die onherroepelijke uitspraak en dus de ontbindingsvergoeding betalen, ook al bestond de arbeidsovereenkomst op de door de kantonrechter bepaalde einddatum (1 april 2010) niet meer.

Formulering beëindigingsovereenkomst

Dit laatste is alleen anders als in de ontbindingsbeschikking is opgenomen dat de daarin toegekende vergoeding slechts verschuldigd is als de arbeidsovereenkomst op de ontbindingsdatum nog bestaat, of als dit blijkt uit de aan de ontbindingsbeschikking ten grondslag liggende beëindigingsovereenkomst. Denk hierbij aan de veel voorkomende bepaling in een beëindigingsovereenkomst dat de ontslagvergoeding alleen verschuldigd is als de arbeidsovereenkomst nog bestaat op de afgesproken einddatum. Vaak noemt de werkgever dan als voorbeelden de situatie dat de arbeidsovereenkomst eerder eindigt door opzegging door de werknemer, door de dood van de werknemer of ontslag op staande voet. Kennelijk was een dergelijke bepaling niet opgenomen in de aan deze zaak ten grondslag liggende beëindigingsovereenkomst.

De uitspraak maakt het belang duidelijk van het opnemen van genoemde voorwaarde voor betaling in de beëindigingsovereenkomst. En in feite is het ook verstandig om de kantonrechter te verzoeken in de ontbindingsbeschikking op te nemen dat de ontbindingsvergoeding alleen verschuldigd is indien en voor zover de arbeidsovereenkomst nog bestaat op de ontbindingsdatum.