Geen bijzondere beloning voor lid OR
Een medewerker van de Belastingdienst is lid van de ondernemingsraad en van de COR. Hij is vanwege de omvang van deze werkzaamheden volledig vrijgesteld van werkzaamheden. Wanneer het team, waar de medewerker officieel toe behoort, een groepsbonus krijgt toebedeeld wegens een bijzondere prestatie, meent het OR-lid dat hij hier ook recht op heeft.
De medewerker stelt dat zijn werkgever in strijd met artikel 21 WOR heeft gehandeld door hem geen bonus toe te kennen. Hij meent dat hij uit hoofde van zijn lidmaatschap van de OR wordt benadeeld. De Centrale Raad van Beroep wijst naar jurisprudentie van de Hoge Raad (31 maart 2000, LJN AA5319) voor uitleg van het doel van artikel 21 WOR: het waarborgen van het onafhankelijk optreden van de leden van de OR. Het feit dat de medewerker niet aan de prestatie van zijn team heeft kunnen bijdragen, maakt niet dat de beloning hem uit hoofde van zijn lidmaatschap is onthouden.
Groepsbonus
Een groepsbonus is mogelijk op grond van artikel 22a lid 1 Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren. In dit besluit is bepaald dat een bijzondere beloning aan een groep medewerkers kan worden uitgekeerd als niet duidelijk is welke persoon welke bijdrage precies heeft geleverd. In dit geval is de medewerker echter duidelijk te onderscheiden van de rest van het team. Hij heeft geen bijdrage aan de bijzondere prestatie geleverd en maakt derhalve geen aanspraak op de bonus.
Centrale Raad van Beroep, 6 maart 2008, LJN: BC7034
Aan rijksambtenaren kan een groepsbonus worden uitgekeerd als niet precies duidelijk is wie welke bijdrage aan een groepsprestatie heeft geleverd. Is duidelijk dat iemand er geen bijdrage aan heeft geleverd, dan maakt die persoon geen aanspraak op de bonus.