Goed werkgeverschap zoals bedoeld in artikel 7:611 BW brengt met zich mee dat de werkgever zijn werknemers die uit hoofde van hun functie regelmatig deelnemen aan het verkeer behoorlijk moet verzekeren tegen betrokkenheid bij een verkeersongeval.

Een chauffeur bij een taxicentrale steekt in 1994 een onbewaakte spoorwegovergang over en wordt geraakt door een trein. Als gevolg hiervan raakt hij blijvend invalide en is nooit meer in staat zijn beroep van taxichauffeur op te pakken. Hij krijgt van de verzekering van zijn werkgever een bedrag uitgekeerd van één jaarsalaris. Omdat de schade fors hoger is dan het verzekerde bedrag, dagvaart de invalide geraakte werknemer zijn voormalig werkgever in 2006.

 

Behoorlijk

De kantonrechter wijst de vordering af, het Hof in Arnhem is het daar niet mee eens en wijst ‘m toe. In cassatie geeft de Hoge Raad uitleg over wat ‘behoorlijk’ is: ‘De omvang van deze verplichting moet van geval tot geval worden vastgesteld met inachtneming van de omstandigheden en de in de betrokken tijd bestaande verzekeringsmogelijkheden.’ In de visie van de Hoge Raad heeft het Hof niet vastgesteld of de verzekeringen te samen genomen een behoorlijke verzekering opleverde. Partijen worden dus teruggewezen.

De Hoge Raad stelt ook nog dat als werknemers gebruikmaken van een eigen auto, aan de verplichting tot een behoorlijke verzekering kan worden voldaan door de werknemer financieel in staat te stellen om hier zelf voor te zorgen, mits hierover in de verhouding tussen werkgever en werknemer voldoende duidelijkheid wordt verschaft. (Hoge Raad, 1 februari 2008, JAR 2008, 57)

 

Werkgevers zijn verplicht om werknemers die uit hoofde van hun functie regelmatig aan het verkeer deelnemen, behoorlijk te verzekeren tegen verkeersongevallen.