Een op de tien werknemers deed in 2007 mee aan de levensloopregeling. Dat is iets meer dan in 2006, toen 7% van de werknemers gebruik maakte van de regeling om te sparen voor vrije tijd. Dat blijkt uit onderzoek van het Centrum voor Verzekeringsstatistiek (CVS), dat het blad Verzekerd! heeft gepubliceerd, zo meldt Zibb.nl.

In 2006 gaf 5% van de ondervraagden nog aan een jaar later wellicht wel deel te gaan nemen,:dat aantal is niet gehaald. Nu zegt 2% van de ondervraagden te overwegen dit jaar in te stappen. Vooral de nog steeds bestaande spaarloonregeling zit de populariteit van de levensloop in de weg.

 

Vroeger met pensioen

Een woordvoerder van het CVS vindt dat de kleine groep deelnemers de levensloop niet gebruikt waarvoor die bedoeld is: er even tussenuit gedurende de loopbaan. De regeling wordt voornamelijk gebruikt om vroeger met pensioen te kunnen gaan. Drie en zestig procent van de deelnemers geeft aan daarom mee te doen. De levensloop is het populairst in de leeftijdsgroep van 30 jaar tot 49 jaar.

 

Levensloop is voor veelverdieners

Van de ondervraagde werknemers gaf 30% aan niet mee te doen met de levensloop omdat ze al deelnemen aan een spaarloonregeling. Een kwart geeft aan niet mee te doen omdat ze bang zijn dat de levensloop niet blijft bestaan. Bijna de helft is ‘gewoon niet geïnteresseerd’. Ook lijkt de levensloop nog steeds iets voor mensen die veel verdienen: het percentage deelnemers ligt twee keer zo hoog als onder mensen die minder dan de helft van het modale inkomen verdienen.

 

Tip

U bent als werkgever verplicht een levensloopregeling op te zetten, maar niet verplicht eraan mee te betalen. Als u eraan meebetaalt, dan is uw bijdrage per saldo onbelast. U moet aan alle werknemers – dus ook aan degenen die niet deelnemen – dezelfde bijdrage betalen. Voor deze laatste groep werknemers betekent dit dat uw bijdrage uiteindelijk tot het reguliere loon wordt gerekend, waarover u direct loonheffingen bent verschuldigd. Uw bijdrage telt overigens wel gewoon mee voor de 12%- (de werknemer mag jaarlijks maximaal 12% uit zijn brutoloon sparen) en de 210%-grens (zodra er op 31 december van een jaar 210% van het jaarloon is gestort, mag het volgende jaar niet meer worden bijgestort).

 

U leest meer hierover in het Handboek Belonen paragraaf 13.10