Verbod op ontslagbeding bij 65 jaar
Werkgevers kunnen zich niet beroepen op ontslagbedingen in arbeidsovereenkomsten. Ook niet als er in de cao staat dat de arbeidsovereenkomst op 65-jarige leeftijd eindigt. Ontslaat de werkgever de werknemer toch, dan kan de werknemer binnen twee maanden na de dag dat de arbeidsovereenkomst is beëindigd een beroep doen op de nietigheid van het ontslag. Hij moet daarbij de werkgever verzoeken het ten onrechte gederfde loon te betalen.
Dat blijkt uit de brief van staatssecretaris Klijnsma van SZW, waarin zij antwoord geeft op vragen uit de Tweede Kamer met betrekking tot de verhoging van de AOW-leeftijd/overbruggingsregeling.
Van de cao’s die zijn opgenomen in de databank SZW zijn er eind januari dit jaar nog 39 cao’s die niet in overeenstemming zijn met de Wet gelijke behandeling leeftijd bij de arbeid (WGBL), omdat zij nog steeds een ontslagbeding kennen dat óf uitgaat van het bereiken van de leeftijd van 65 jaar door de werknemer óf dat het ontslag ingaat op de eerste dag van de maand waarin de werknemer de AOW-leeftijd of de pensioengerechtigde leeftijd bereikt. Voor 7 van die 39 cao’s zijn inmiddels principeakkoorden gesloten dat de ontslagleeftijd wordt veranderd in ‘het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd’.
Onverbindend verklaring
Op de vraag waarom het kabinet bij het verhogen van de AOW-leeftijd niet de ontslagleeftijd op 65 jaar, zoals die in veel collectieve arbeidsovereenkomsten (cao’s) staat, onverbindend heeft verklaard, antwoord Klijnsma dat het niet aan de regering is om in te grijpen in cao’s.
"Het is aan de cao-partijen om cao-bepalingen in overeenstemming te brengen met de wet. Cao- of bepalingen in de individuele arbeidsovereenkomst die een ontslag kennen eerder dan de AOW-gerechtigde leeftijd én waarvoor geen objectieve rechtvaardiging op grond van de WGBL aanwezig is, zijn strijdig met het recht. Uit de WGBL vloeit voort dat bedingen in strijd met die wet vernietigbaar zijn," aldus de staatssecretaris van SZW.