Wanneer een uitbesteder een overdracht van activiteiten van een lopend dienstverleningscontract wil realiseren naar een nieuwe leverancier (een ‘Heruitbesteding’), worden veelal minder personeelsgerelateerde voorwaarden gesteld dan bij een (eerste generatie) uitbesteding. De onduidelijke uitwerking van de toepasselijke wetgeving en de verschillende bedrijfseconomische belangen van de uitbesteder, de latende en de ontvangende leveranciers maken het HR-proces bij Heruitbesteding echter gecompliceerder dan bij een eerste generatie uitbesteding.
Generieke toepasbaarheid
Dit is een van de redenen waarom de HRM-werkgroep van het PON het initiatief heeft genomen om een gedragscode samen te stellen. Deze Gedragscode is bedoeld als een handvat voor uitbesteders, latende en ontvangende leveranciers bij een Heruitbesteding. Het biedt nadrukkelijk geen (juridisch) antwoord op de vraag of de toepasselijke wetgeving Wet Overgang van Onderneming (WOO) voor overgang personeel wel of niet van toepassing is. Bestaande en nieuwe jurisprudentie moet dit duidelijk maken. De opzet van de Gedragscode is gericht op generieke toepasbaarheid. De praktijk van een Heruitbestedingsproces kan anders verlopen dan de in de Gedragscode benoemde fasering. Daarnaast worden specifieke gevallen beïnvloed door situationele uitgangspunten en/of onderlinge afspraken. Tevens richt de gedragscode zich primair op de feitelijke overdracht van medewerkers. Dit betekent dat in deze gedragscode geen aandacht wordt gegeven aan het welzijn van medewerkers. Hoewel een goede communicatie naar de medewerkers hierbij van groot belang is, zijn er hiervoor geen specifieke richtlijnen in de Gedragscode opgenomen. De binnen de gedragscode gehanteerde fasering is gebaseerd op de vastgestelde Taxonomie van het Platform Outsourcing Nederland.