Een werknemer werkt al jaren bij dezelfde onderneming, maar heeft een arbeidsovereenkomst met een payrollbedrijf. Met een door de inlener aangekondigde tariefsverlaging van 25 procent stemt de werknemer niet in. Hoewel die situatie wel heeft geleid tot een beëindiging van de opdracht, gevolgd door het einde van de arbeidsovereenkomst, gaat de procedure over de wijziging van het tarief.

Nu payrollbedrijf en opdrachtgever het arbeidsrecht trachten te omzeilen doet de rechter iets soortgelijks

De Kantonrechter heeft eerst de driehoeksrelatie tussen de partijen onderzocht. Daaruit is gebleken dat de invulling van de arbeidsovereenkomst volledig buiten het payrollbedrijf omgaat. Afspraken over werkinhoud, het instructierecht, maar ook afspraken over verlofdagen, worden gemaakt met de opdrachtgever. De payrollonderneming heeft de werknemer zelfs naar de opdrachtgever gestuurd met de boodschap zelf te gaan onderhandelen over de tariefverlaging. De Kantonrechter meent dan ook dat er geen sprake is van een arbeidsovereenkomst met het payrollbedrijf. Er is echter volgens de rechter ook geen sprake van een uitzendovereenkomst. Tot die beslissing komt de rechter door het ontbreken van de allocatieve functie van het payrollbedrijf. Hoewel dat strikt genomen geen wettelijk vereiste is, vloeit dat wel voort uit de toelichting bij de wet waarbij de uitzendovereenkomst is geregeld. Als er al sprake is van een arbeidsovereenkomst, dan zou die volgens de rechter tussen de werknemer en de opdrachtgever zijn gesloten. De rechter lost de kwestie over de aansprakelijkheid van de payrollonderneming op door tussen werknemer en payrollonderneming een overeenkomst sui generis aan te nemen, ofwel een pakket afspraken in het kader van de uitvoering van juridisch en administratief werkgeverschap. Op basis van die afspraken heeft de werknemer recht om het payrollbedrijf aan te spreken.

Opmerking:

Een nieuwe kijk op de payrollovereenkomst die de payrollmedewerker recht geeft om zowel de payrollondernemer als de inlener op bepaalde punten aan te spreken. Het wachten is op de wetgever om dit probleem uiteindelijk op te lossen. Tot die tijd blijft het interessant om de rechtspraak hierover te volgen.

Kantonrechter Amsterdam, 3 september 2013, ECLI:NL:RBAMS:2013:6063