Flexwerk is conjunctuurgevoelig. Als het slecht gaat met de economie verliezen werknemers met een flexibele arbeidsrelatie als eerste hun baan. In de periode 2004 tot en met 2007 groeide de economie sterk en nam de werkgelegenheid voor flexwerkers fors toe. In 2009 kromp de economie en daalde het aantal flexwerkers.
Tijdelijk contract
In 2011 had 18 procent van de ruim 6,3 miljoen werknemers in 2011 met een baan voor minimaal twaalf uur per week een flexibele arbeidsrelatie. Tien jaar daarvoor bedroeg het aandeel flexwerkers nog 13 procent. De toename komt vooral door het aandeel werknemers met een tijdelijk contract met uitzicht op een vast dienstverband en vaste uren aldus het CBS. In 2011 ging het om bijna7 procent van de werknemers, tegen 4 procent in 2001. Ook het aandeel oproepkrachten groeide tot 3 procent in 2011. Het aandeel uitzendkrachten is echter redelijk stabiel gebleven (rond de 3 procent).
Vooral jongeren
Vooral onder jongeren is het aandeel flexwerkers sterk toegenomen. Zij zijn voornamelijk werkzaam als oproepkracht. Had in 2001 35 procent van de 15- tot 25-jarige werknemers een flexibele arbeidsrelatie, in 2011 was dit opgelopen tot 52 procent. Ook in de groep 25-35 jaar nam het aandeel flexwerkers toe.