Niet alleen nu, maar ook in de toekomst is grip op teamprestaties belangrijk. Een goede samenwerking is immers van doorslaggevend belang voor het succes van het team en daarmee ook van de organisatie in zijn geheel. Maar de veranderingen in teamdynamiek die het gevolg zijn van technologische veranderingen, globalisering en flexibilisering van arbeid vragen om nieuwe en creatieve manieren om teams te begeleiden en te optimaliseren.

In succesvolle teams zijn teamleden op hun taak toegerust, lopen de belangen van team en individu parallel, zijn teamleden gemotiveerd om gezamenlijke teamdoelen te halen en gezamenlijk verantwoordelijk en aansprakelijk voor het resultaat. Kortom, er is overeenstemming over de manier waarop het succes moet worden behaald. Wanneer je dagelijks met elkaar op kantoor zit heb je de tijd om elkaar goed te leren kennen en op elkaar ingespeeld te raken, maar in nieuwe vormen van samenwerken is dat vaak lastiger; technologische ontwikkelingen maken werken op afstand makkelijker en globalisering zorgt voor samenwerkingsvormen die – letterlijk en figuurlijk – grenzen overstijgen. Bovendien wordt eenvoudig werk steeds verder geautomatiseerd en neemt de inhoudelijke complexiteit van het werk daardoor toe. Deze mix van ontwikkelingen vraagt van teamleden een constructieve en inhoudelijke samenwerking op hoog niveau, met meer zelfstandigheid en eigen verantwoordelijkheid voor het eindresultaat. Dit heeft zo zijn consequenties. Ook voor de manager die zijn stijl van leidinggeven erop moet aanpassen.

Zo is bijvoorbeeld binnen Het Nieuwe Werken (HNW) een taakgerichte en controlerende stijl van leidinggeven niet alleen improductief, maar ook praktisch onhaalbaar. Je kunt er als leidinggevende immers niet meer naast gaan staan om te zien of je instructies wel goed worden uitgevoerd. Uit onderzoek van TNO  over HNW blijkt dat een meer ondersteunende stijl en sturing op resultaat hier dan ook productiever is. Medewerkers krijgen de gelegenheid om het werk in hun eigen tijd en op hun eigen manier te doen; als het resultaat er maar is, hoeft de manager zich niet druk te maken over het ‘hoe’, ‘wat’, ‘wanneer’. En ook de taakverdeling – wie doet wat- wordt meer en meer een zaak van de teamleden onderling. Het hiervoor benodigde inzicht in ieders motieven en sterke en zwakke punten dat vroeger bij de manager lag, is nu een zaak voor het hele team, net als het leren omgaan met elkaars gebruiksaanwijzing Met inzicht in de motivatie en drijfveren kan het werk binnen teams sneller en beter onderling worden afgestemd. Dit geeft vertrouwen over een ieders inspanningen en bijdrage aan het gezamenlijke doel.

Wanneer je gaat samenwerken in nieuwe en (min of meer) experimentele samenwerkingsvormen, is het dus slim om jezelf eerst af te vragen: wie ben ik en hoe verhoud ik mij tot mijn teamleden? Waar ben ik goed in en wat vind ik leuk, en hoe zit dat bij de anderen? De kunst is te ontdekken wat jou en de ander drijft en motiveert. Met die bagage kan een team tot grote(re) hoogten komen en ben je met elkaar beter op Het Nieuwe Werken voorbereid.