Scope, planning, infrastructuur, rapportage... Er zijn in elk project een aantal 'spelregels' te definiëren voor goed projectmanagement. Een checklist voor HR in chronologische volgorde.

A. Scope

  1. Bestaat er een (duidelijke) opdracht: wat moet door wie worden gedaan en wat niet?
  2. Welke eisen worden gesteld aan de op te leveren producten en/of diensten?
  3. Zijn de doelstellingen van het te ontwikkelen product/dienstenpakket eenduidig geformuleerd?
  4. Als er een opdracht bestaat, is deze dan gedeeld en geaccepteerd door de betrokkenen?
  5. Zijn er belangentegenstellingen te ontdekken?
  6. Zijn (potentieële) effecten van het project op gerelateerde ontwikkelingen of systemen gedefinieerd en begrensd?
  7. Welke (nieuwe) problemen zijn te verwachten door te maken keuzen in producten/diensten?
  8. Hoe belangrijk is het te ontwikkelen systeem of dienst voor de verschillende betrokken partijen?
  9. Zijn er veranderingen in deze prioriteitsstelling te verwachten?

B. Organisatie

  1. Zijn de taken en verantwoordelijkheden binnen de projectorganisatie gedefinieerd en geaccepteerd?
  2. Wie zijn bij te nemen beslissingen op welke wijze betrokken?
  3. Is de opdracht zo geformuleerd dat de opdrachtgever ook verantwoordelijk is voor de realisatie condities en criteria voor gebruik van producten en diensten?
  4. Zijn de ‘gebruikers’ voldoende op alle niveau’s (stuurgroep, projectgroep, en werkgroep) van de projectorganisatie betrokken?
  5. Zijn er activiteiten ingepland om de attitude van alle betrokkenen positief te
    (blijven) beïnvloeden?

C. Procedures

  1. Is het budget voor het project voldoende?
  2. Zijn de regels voor de beheersing van het project opgesteld, of moet dit nog gebeuren (bv. voor opleveren en accepteren van producten en diensten)?
  3. Zijn er voldoende betrouwbare basisgegevens beschikbaar?
  4. Welke beslissingen kan de projectleider zelfstandig nemen zonder consultatie van de stuurgroep vooraf (bv. inzet van externe resources)?

D. Bemanning

  1. Hoe groot is de ervaring en de kennis van de project-bemanning op het vakterrein en/of de organisatie waarin het project is gelokaliseerd?
  2. Zijn voldoende mensen op de juiste tijdstippen beschikbaar?
  3. Welke beperkingen zijn er aan (extra)de inzet mensen gedurende de looptijd van het project; in termen van tijd en geld?

E. Planning

  1. Hoe groot is de omvang (= geschatte inspanning) en doorlooptijd van het project?
  2. Is de doorlooptijd voldoende in verhouding tot de omvang?
  3. Is er een ‘harde’ opleverdatum?
  4. Moeten er producten gefaseerd worden opgeleverd?
  5. Hoeveel mensen zullen er gemiddeld en maximaal deel uitmaken van het project?

F. Technische infrastructuur

  1. Zijn er (nieuwe) hulpmiddelen nodig?
  2. Als dit nodig is, zijn deze dan voldoende en op tijd beschikbaar?
  3. Wordt er met een beproefde methodologie gewerkt?
  4. Zijn hiervoor standaards uitgewerkt om tot uniforme (deel)producten tekunnen komen?

G. Rapportage en controle

  1. Zijn de rapportage-structuren binnen het project en naar de opdrachtgever gedefinieerd?
  2. Vindt er controle van buiten het project plaats, bv. door een audit?
  3. Is er in de planning voorzien in een evaluatie van het project en de -resultaten?