De structuur van de Nederlandse economie is sinds het midden van de jaren zeventig sterk veranderd, dat geldt niet voor de groep topbestuurders van het Nederlandse bedrijfsleven. Dat is de voornaamste conclusie in het promotieonderzoek van socioloog Rob Timans, dat hij op vrijdag 30 oktober 2015 aan de Erasmus Universiteit Rotterdam verdedigt. Hoewel topbestuurders internationaler zijn geworden, zijn er nauwelijks aanwijzingen voor een internationale elite die over de hele wereld opereert.

De bedrijfselite staat zeker sinds de financiële en economische crisis weer volop in de publieke belangstelling. Voor zijn proefschrift ‘Studying the Dutch Business Elite: Relational Concepts and Methods’ (Relationele concepten en methoden in een studie naar de Nederlandse bedrijfselite) bestudeerde Timans de samenstelling van de Nederlandse bedrijfselite in 2009 van de 113 belangrijkste industriële en handelsondernemingen en de twintig grootste financiële bedrijven. Hij vergeleek deze met de groep topbestuurders in 1976 aan de hand van een groot aantal variabelen, waaronder sociale herkomst, opleiding, carrièreverloop en maatschappelijke functies.

Verschil binnen elite

Timans concludeert dat de samenstelling van de top van het Nederlandse bedrijfsleven in dertig jaar niet fundamenteel is veranderd, ondanks alle veranderingen in de structuur van de Nederlandse economie sinds het midden van de jaren zeventig. Nog steeds wordt het voornaamste verschil binnen de elite gevormd door enerzijds bestuurders met een grote hoeveelheid cultureel kapitaal (verkregen door bijvoorbeeld op te groeien in een hoger sociaal milieu en een hoog opleidingsniveau) en anderzijds bestuurders van wie de positie vooral berust op economisch kapitaal (zoals bestuurders van familieondernemingen).
Opvallend is ook dat een technische opleiding en carrièreprofiel niets aan betekenis heeft ingeboet. Een belangrijke groep topbestuurders onderscheidt zich door een stabiele carrière in veelal specialistische, technische functies. Dit is in tegenspraak met het heersende beeld van de moderne topmanager die overal inzetbaar is en frequent van werkgever wisselt.

Internationalisering

Kijkend naar de verschillen tussen de bedrijfselite in 2009 en 1976 springt vooral de toegenomen internationalisering van de bedrijfselite er uit. De topbestuurders in Nederland zijn inderdaad internationaler geworden, zowel qua nationaliteit als qua carrière. Toch blijkt het idee van een internationale elite, die over de hele wereld zou opereren en zich overal kan vestigen, niet op te gaan. Zelfs in Nederland, een klein land met een open economie, is de machtsbasis van de bedrijfselite nog voornamelijk nationaal van aard. In de discussie over topinkomens wordt vaak aangevoerd dat er een internationale markt voor topbestuurders zou zijn. Dat lijkt niet te kloppen.
Uit het onderzoek van Timans komt naar voren dat een substantiële groep topbestuurders een vrijwel geheel op Nederland gerichte carrière heeft doorlopen. Verder is nog geen 20 procent van de topbestuurders van niet-Nederlandse komaf, waarbij deze buitenlandse bestuurders bovendien voornamelijk uit landen van de Europese Unie afkomstig zijn.

Beter onderzoek naar bedrijfselites

Timans pleit ten slotte voor het opzetten van een data-infrastructuur, vergelijkbaar met die in Scandinavische landen, om zo het functioneren van de bedrijfselite in Nederland beter en met meer regelmaat te kunnen onderzoeken. Volgens hem staat in vergelijking met veel andere Europese landen het elite-onderzoek in Nederland nog in de kinderschoenen, zowel voor wat betreft de aandacht van sociale wetenschappers als ook de gegevens die beschikbaar zijn.