Uit het onderzoek blijkt dat slechts zo’n tien procent van de organisaties koploper is in sociale innovatie. Deze organisaties richten zich vooral op strategische oriëntatie en product-marktverbetering. De koploperorganisaties vertonen een voorsprong op tal van terreinen vergeleken met de niet-sociaal innovatieve organisaties, ook op voor HR-professionals belangrijke kenmerken rond de organisatie van arbeid en de inzet van personeel.
TNO-onderzoeker Peter Oeij: “Midden in de crisis zijn zowel profit als non-profit onvoldoende sociaal-innovatief. Dat is geen goede ontwikkeling, want onze bevindingen tonen aan dat sociale innovatie veel kan bijdragen aan verbetering en vernieuwing in organisaties.”
Aanjager stopt
Juist per 1 april a.s. staakt het Nederlands Centrum voor Sociale Innovatie haar activiteiten als aanjager van sociale innovatie. Het NCSI meldt op haar website dat Nederland weliswaar nog niet volledig sociaal innovatief is, maar dat de aanjaagfunctie inmiddels is gerealiseerd. Dit zou blijken uit het feit dat steeds meer organisaties aan de slag gaan met sociale innovaties als slimmer werken, individueel roosteren, vernieuwende arbeidsrelaties en talentontwikkeling.
Luxe-interventie
NCSI-directeur Ton de Korte haalt als reactie op de bevindingen van TNO andere onderzoeken aan waaruit juist een toename zou blijken van het aantal innovatieve organisaties. De verschillen laten zich volgens hem lastig verklaren. Als sociale innovatie als een luxe-interventie in tijden van hoogconjunctuur wordt gezien zou het NCSI wellicht verder moeten gaan met haar missie en zending, aldus De Korte.