Alleen Denemarken kent in de Europese Unie (EU-27) een hoger percentage 15 tot 65 jarigen dat deelneemt aan het arbeidsproces dan Nederland. Van de Nederlandse bevolking van 15 tot 65 jaar had 77 procent in 2008 een betaalde baan. Het gaat hierbij om alle mensen die minimaal een uur per week werkten. In Denemarken had 78 procent betaald werk. Dit land heeft al lang de hoogste arbeidsparticipatie in de EU. Het verschil tussen Nederland en Denemarken is de laatste jaren afgenomen.
In de EU bedroeg de arbeidsparticipatie gemiddeld 66 procent. De deelname aan het arbeidsproces was met 55 procent het laagst in Malta. Van een percentage onder de 60 procent met een betaalde baan was ook sprake in Hongarije, Italië, Roemenië en Polen.
Nederlandse mannen
De Nederlandse mannen hebben het grootste percentage werkenden met een betaalde baan in de EU. Maar liefst 83 procent werkte in 2008. Dit is 10 procent boven het Europese gemiddelde voor mannen van 73 procent. Ook Nederlandse vrouwen doen het goed met 71 procent arbeidsparticipatie. Alleen in Denemarken en Zweden werkten in 2008 nog meer vrouwen. Voor de EU is de gemiddelde arbeidsdeelname van vrouwen 59 procent.
De arbeidsparticipatie van mannen in Nederland is 12 procent hoger dan die van vrouwen. Het Europese gemiddeld is 14 procent. Het verschil in de arbeidsparticipatie van mannen en vrouwen is het kleinst in de Scandinavische en Baltische landen en het grootst in Malta, Griekenland en Italië.
Ouderen
Van de Nederlanders tussen 50 en 65 jaar had 63 procent in 2008 betaald werk. Dit percentage ligt ruim boven het EU-gemiddelde van 57 procent. Wel is de arbeidsparticipatie van de Nederlandse ouderen duidelijk lager dan in de Europese top. Zo werkte in Zweden 75 procent van de 50- tot 65-jarigen. Opvallend is dat Zweden het enige land is waar de arbeidsdeelname van 50- tot 65-jarigen hoger is dan die van de 15- tot 65-jarigen.