Werkgevers kunnen een werknemer op staande voet ontslaan als de werknemer zich schuldig maakt aan ernstig verwijtbaar handelen door overtreding van het concurrentiebeding. Wel is het dan van belang dat de feiten helder zijn en dat deze kunnen worden onderbouwd met bewijsmateriaal. Advocaat arbeidsrecht Lieve Holterhues illustreert dit aan de hand van een zaak waarbij het hof veel waarde hecht aan het bewijsmateriaal dat werkgever had verzameld.
Artikel 7:673 lid 2 bepaalt dat de transitievergoeding voor elk jaar dat de arbeidsovereenkomst heeft geduurd gelijk is aan 1/3 van het loon per maand en een evenredig deel daarvan voor een periode dat de arbeidsovereenkomst korter dan een jaar heeft geduurd. Dat klinkt heel simpel, maar dat is het niet altijd. Want valt nu dan precies onder loon? De kantonrechter Rotterdam legde dit nog eens uit in onderstaande rechtsoverweging van een onlangs gepubliceerde uitspraak.
Bij beëindiging van het dienstverband op initiatief van de werkgever heeft de werknemer in beginsel recht op de wettelijke transitievergoeding. De hoogte van de transitievergoeding is afhankelijk van het loon en het aantal dienstjaren van de werknemer. In de wet is bepaald hoe de hoogte van het loon moet worden vastgesteld. Dit lijkt duidelijk, maar uit de praktijk volgt dat er veel ruimte is voor discussie.
Indien een proeftijd is bedongen, is ieder der partijen, zolang die tijd niet is verstreken, bevoegd de arbeidsovereenkomst met onmiddellijke ingang op te zeggen. Dit staat in artikel 7:676 lid 1 Burgerlijk Wetboek. In concreto betekent dit dat dit artikel óók van toepassing is op de opzegging van een wél overeengekomen, maar nog níet begonnen arbeidsovereenkomst. Dus nog voordat er überhaupt maar één dag is gewerkt. Maar hierop bestaan wel uitzonderingen.
Afgelopen week kwam een uitspraak voorbij waarin een werknemer op staande voet was ontslagen omdat hij tijdens een speech die hij gaf vanwege ter ere van o.a. zijn langdurige dienstverband de directie roastte.
Het regent… En niet alleen buiten. Het regent ook weer ontslagaankondigingen, afvloeiingen en vertrekregelingen. De rente loopt hard op, de prijzen blijven stijgen, de lonen rijzen de pan uit. En nog niet alle corona-schulden zijn afbetaald. Volgens de meeste economen staat er een recessie voor de deur. En dus ja, neemt de vraag naar VSO-tjes ook weer toe… Maar wat zijn dat ook alweer precies? En wat moet erin staan? Welke afspraken mag je maken? Dat zijn vragen die weer opkomen. Vandaar even dit geheugensteuntje.
De kantonrechter Den Haag oordeelt dat een onderwijsinstelling na afloop van de schorsing van werknemer onvoldoende actie heeft ondernomen om de arbeidsverhouding te herstellen en de werksituatie te normaliseren. Toen uit onderzoek bleek dat de vermeende klachten over werknemer niet zijn komen vast te staan, heeft de werkgever de ontstane impasse gedurende anderhalf jaar in stand gelaten. Volgens de kantonrechter heeft werkgever daardoor ernstig verwijtbaar en in strijd met het goed werkgeverschap gehandeld.
De weg naar een rechtsgeldig ontslag op staande voet kent vele valkuilen. Een heikel punt is de eis van onverwijldheid. Onverwijld betekent ook écht onverwijld. In dit geval had het hof geen boodschap aan het verweer van de werkgever dat het Pasen was.
Mag je een medewerker ontslaan als die uitvalt door ziekte, om wat voor reden dan ook? De wet is duidelijk, het antwoord is nee. Maar wat als dit volgens de cao wel is toegestaan? Nog specifieker: als het gaat om een zieke uitzendkracht?
Het komt regelmatig voor, werkgever stelt werknemer op non-actief, oftewel stuurt werknemer naar huis en laat werknemer niet meer toe tot het werk. Vaak gebeurt dit vooruitlopend op een ontbindingsprocedure. Onlangs werden er weer uitspraken gepubliceerd waarin werknemer op non-actief was gesteld en dit vervolgens aanvocht.