Ondanks inschakeling van een re-integratiebureau leidt de re-integratie niet tot werkhervatting. Het UWV oordeelt dat werkgever actiever had moeten sturen en legt een loonsanctie op. Na een ongegrond bezwaar komt de zaak bij de bestuursrechter in Den Haag, die oordeelt over de rechtmatigheid van de loonsanctie.

Ondanks het inschakelen van een professioneel re-integratiebureau door werkgever, leiden de verrichte re-integratie-inspanningen niet tot werkhervatting van de arbeidsongeschikte werknemer. Het UWV oordeelt dat daarvoor geen deugdelijke grond is en dat werkgever meer ‘vinger aan de pols’ had moeten houden gedurende het re-integratietraject. Als gevolg wordt een loonsanctie opgelegd aan werkgever.

Volgens de rechtbank worden de re-integratie-inspanningen van werkgever in ieder geval op twee onderdelen als onvoldoende aangemerkt

Nadat het bezwaar van werkgever tegen het loonsanctiebesluit ongegrond wordt verklaard, komt de kwestie terecht bij de bestuursrechter van de rechtbank Den Haag, die moet oordelen over de vragen of de re-integratie-inspanningen terecht als onvoldoende zijn beoordeeld zonder dat daarvoor een deugdelijke grond is en of de loonsanctie daarom terecht is opgelegd.

ECLI:NL:RBDHA:2025:1265

Werkneemster heeft zich op 17 juni 2020 ziekgemeld. Die ziekmelding heeft geleid tot een re-integratietraject dat in opdracht van werkgever is uitgevoerd door een professioneel re-integratiebureau. De re-integratie-inspanningen hebben niet geleid tot werkhervatting zonder dat daarvoor – volgens het UWV – een deugdelijke grond is. De re-integratie-inspanningen zijn daarom door het UWV beoordeeld als onvoldoende, als gevolg waarvan een loonsanctie is opgelegd aan werkgever.

Verantwoordelijkheid re-integratie

De verantwoordelijkheid voor de re-integratie van werkneemster ligt bij werkgever. Uit de bijlage bij de Beleidsregels beoordelingskader poortwachter blijkt wat er in de praktijk van werkgevers wordt verwacht gedurende de eerste twee ziektejaren. Relevant voor onderhavige kwestie is dat de werkgever verantwoordelijkheid is en blijft voor de kwaliteit van de geleverde diensten van het door haar ingeschakelde re-integratiebureau en voldoende vinger aan de pols moet (blijven) houden:

De werkgever mag de re-integratie niet geheel overlaten aan het re-integratiebedrijf, maar moet vinger aan de pols houden. Dit houdt in dat hij afspreekt dat hij periodiek wordt geïnformeerd of zelf naar de vorderingen informeert”

en

“Gedurende het gehele proces van zoeken naar werkhervatting bij een andere werkgever, moet de werkgever vinger aan de pols houden. Hij dient periodiek te informeren naar de vorderingen en zonodig de werknemer aan te spreken wanneer deze onvoldoende initiatief neemt.”

Beoordeling re-integratie-inspanningen

Volgens de rechtbank worden de re-integratie-inspanningen van werkgever in ieder geval op twee onderdelen als onvoldoende aangemerkt, namelijk het achterwege laten van een computertraining en het onvoldoende vinger aan de pols houden met betrekking tot de sollicitatiepogingen van werkneemster.

Achterwege laten computertraining

De computervaardigheden van werkneemster zijn door het re-integratiebureau aangemerkt als beperkt. Volgens het re-integratiebureau is dit van invloed op de mogelijkheden tot re-integratie van werkneemster. Als doelstelling voor haar re-integratietraject heeft werkneemster dan ook opgenomen dat zij een computertraining wil volgen, maar bij de beoordeling van de re-integratie-inspanningen door het UWV blijkt dat werkneemster nooit een computertraining heeft gevolgd. Werkgever stelt dat dit komt omdat werkneemster niet wilde meewerken aan een computertraining, terwijl werkneemster aangeeft dat zij nooit een computertraining aangeboden kreeg.

De rechtbank oordeelt dat het er niet toe doet of werkneemster wel of niet heeft willen meewerken aan een computertraining. Met een eventuele weigering van werkneemster had werkgever namelijk geen genoegen mogen nemen. Volgens de rechtbank ligt het in dat geval op de weg van werkgever om maatregelen te treffen om werkneemster tot medewerking te stimuleren, bijvoorbeeld door stopzetting van haar salaris. Dit is in onderhavige kwestie niet gebeurd, waardoor de re-integratie-inspanningen van werkgever op dit vlak volgens de rechtbank terecht door het UWV als onvoldoende zijn aangemerkt.

Onvoldoende vinger aan de pols houden met betrekking tot sollicitatiepogingen werkneemster

Volgens de rechtbank had daarnaast van werkgever mogen worden verwacht dat zij bij werkneemster vinger aan de pols zou (blijven) houden met betrekking tot haar sollicitatiepogingen. Enkel periodiek contact opnemen met het re-integratiebureau is hierin volgens de rechtbank niet voldoende.

In deze kwestie had volgens de rechtbank onder andere van werkgever mogen worden verwacht dat zij zou (laten) onderzoeken waarom de talrijke sollicitatiepogingen van werkneemster telkens mislukten. Als werkgever duidelijkheid had verkregen over de reden(en) van het mislukken van de sollicitatiepogingen, zou dat hebben kunnen leiden tot het bijstellen van het re-integratietraject, om zodoende haar kans op werkhervatting buiten de organisatie te vergroten. Dat is echter niet gebeurd. De rechtbank komt daarom tot het oordeel dat werkgever ook op dit vlak is tekortgeschoten in haar re-integratie-inspanningen.

Wisselende belastbaarheid: aanvragen deskundigenoordeel

Werkgever voert tot slot aan dat er bij de beoordeling van haar re-integratie-inspanningen onvoldoende is meegewogen dat de belastbaarheid van werkneemster tijdens het re-integratietraject wisselend is geweest. De rechtbank gaat hier niet in mee.

Volgens de rechtbank had het op de weg van werkgever gelegen om het re-integratietraject aan te passen op de belastbaarheid van werkneemster. Bovendien had werkgever een deskundigenoordeel aan kunnen vragen om te laten beoordelen of de re-integratie-inspanningen in het licht van de wisselende belastbaarheid van werkneemster nog steeds adequaat waren. Volgens vaste rechtspraak mag werkgever uitgaan van de juistheid van zo’n deskundigenoordeel indien een bevestigend antwoord is verkregen op de vraag of haar inspanningen tot re-integratie tot op dat moment voldoende zijn geweest. Van die mogelijkheid heeft werkgever geen gebruik gemaakt, terwijl ook niet is gebleken dat zij andere passende actie heeft ondernomen om de re-integratie aan te passen aan de wisselende belastbaarheid van werkneemster.

Conclusie & tips voor de praktijk

Kortom, de rechtbank oordeelt dat het UWV de re-integratie-inspanningen van werkgever terecht als onvoldoende heeft beoordeeld en dat er ook terecht een loonsanctie is opgelegd.

Zorg ervoor dat je als werkgever voldoende vinger aan de pols houdt gedurende het re-integratietraject van een arbeidsongeschikte werknemer, zeker als gebruik wordt gemaakt van een re-integratiebureau. Wanneer twijfel ontstaat over de re-integratie-inspanningen (bijvoorbeeld bij wisselende belastbaarheid) is het aan te bevelen om een deskundigenoordeel aan te vragen om te laten beoordelen om de re-integratie-inspanningen nog steeds adequaat zijn of om bij te sturen waar nodig.