In een recente uitspraak van het Hof ’s Hertogenbosch (ECLI:NL:GHSHE:2015:2779) komt het verrichten van nevenactiviteiten tijdens arbeidsongeschiktheid aan de orde. Het Hof overweegt dat het verrichten van nevenactiviteiten niet zonder meer onverenigbaar is met arbeidsongeschiktheid. Of dat wel onverenigbaar is, zal afhankelijk zijn van de aard van de ziekte, van het soort nevenactiviteit en de daarmee gepaard gaande belasting.

Dit is aan de werkgever om te stellen en te bewijzen, bijvoorbeeld door het overleggen van oordelen van de bedrijfsarts of het UWV. In deze zaak had de werkgever niet aan deze verplichting voldaan, zodat (voorshands) geen dringende reden werd aangenomen.

In een zaak uit 2008 was dit wel het geval (ECLI:NL:RBHAA:2008:BG2722). De kantonrechter Haarlem oordeelde dat de arbeidsovereenkomst van een chauffeur/belader ontbonden moest worden. Hoewel de werknemer volledig arbeidsongeschikt was in verband met knieklachten en de re-integratie moeizaam verliep, deed de werknemer toch mee aan de Dam tot Damloop. Daarbij speelde mee dat de bedrijfsarts had geadviseerd om de belasting van de knie (door lopen en staan) te beperken. Een verklaring van de fysiotherapeut van de werknemer dat het meedoen aan de Dam tot Damloop geen invloed had op het herstel van zijn knie was voor de kantonrechter niet doorslaggevend. De kantonrechter was van oordeel dat de werknemer de op hem rustende re-integratieverplichtingen, waaronder zijn informatieplicht, zodanig had veronachtzaamd, dat dit de ontbinding van de arbeidsovereenkomst op grond van een dringende reden rechtvaardigde.

Uit de beide uitspraken volgt maar weer eens hoe belangrijk het oordeel is van een bedrijfsarts of het UWV (en dus niet het oordeel van een andere medisch specialist) voor een rechter om te beoordelen of nevenactiviteiten tijden een periode van arbeidsongeschiktheid al dan niet toelaatbaar zijn. Dit is door de invoering van de Wet Werk en Zekerheid niet veranderd!