Sommige mensen hebben zulke specifieke banen dat het lastig te bepalen is in welke mate iemand arbeidsongeschikt is. Het kan gaan om een zeer specialistische functie of om een voor de werknemer gecreëerde baan die je elders niet kunt vinden. Bij WIA beoordelingen ontstaan in dit soort situaties dan ook bijna altijd discussie

Bij de vaststelling van de mate van arbeidsongeschiktheid kijkt UWV naar het verlies aan inkomenscapaciteit. Door een vergelijking te maken tussen het loon dat men verdiende vóór ziekte en het loon dat men theoretisch kan verdienen , stelt UWV de mate van arbeidsongeschiktheid vast.

Grondslagen beoordeling arbeidsongeschiktheid

Via het Claimbeoordelings- en Borgingssysteem (CBBS) van UWV wordt de mate van arbeidsongeschiktheid vastgesteld en bepaald hoeveel de betrokkene theoretisch nog kan verdienen. Bij bepaling van dit theoretische loon kiest UWV drie in Nederland gangbare functies. Een vergelijking tussen het uurloon dat betrokkene voor zijn ziekte verdiende en het theoretische loon, leidt tot het arbeidsongeschiktheidspercentage. Aan de mate van arbeidsongeschiktheid kan ook een praktische schatting ten grondslag liggen: indien de betrokkene werkzaamheden verricht die zijn belastbaarheid niet overschrijden en aldus passend zijn, wordt het arbeidsongeschiktheidspercentage bepaald door het uurloon dat betrokkene voor zijn ziekte verdiende te vergelijken met het uurloon dat hij in zijn huidige functie verdient.

Een praktijkvoorbeeld

Hans, vóór zijn arbeidsongeschiktheid werkzaam als timmerman voor 40 uur per week, heeft sinds 2015 een WGA-uitkering. Na de toekenning van de WGA-uitkering is Hans bij zijn eigen werkgever blijven werken. In februari 2017 werd Hans door UWV herbeoordeeld. De verzekeringsarts van UWV concludeerde dat de belastbaarheid van Hans niet of nauwelijks meer zal verbeteren. UWV gaat uit van een praktische schatting van het arbeidsongeschiktheidspercentage: de vergelijking van het vroegere uurloon met het huidige uurloon leidt tot een arbeidsongeschiktheid van 46 procent is.

Witte ravenbaan?

Hans voert werkzaamheden als timmerman uit, maar deze werkzaamheden voert hij binnen een beschutte (prikkelarme) werkomgeving uit. Daarnaast hoeft hij bepaalde werkzaamheden helemaal niet uit te voeren dan wel doet hij deze altijd samen met collega’s. Door deze specifieke randvoorwaarden lijkt hier sprake van een witte ravenbaan: deze arbeid is immers speciaal voor Hans gecreëerd en bij een andere werkgever in deze hoedanigheid tegen eenzelfde belasting en beloning niet voorhanden. Zou UWV bij de herbeoordeling uitgaan van de theoretische inschatting dan zou het arbeidsongeschiktheidspercentage 100% zijn, simpelweg omdat er geen passende functies te selecteren zijn.

Bezwaar

Op basis van de bezwaarprocedure is de situatie van Hans heroverwogen door UWV. Men concludeerde dat er inderdaad sprake was een witte ravenbaan. Een praktische schatting is dan niet aan de orde. Nu wordt Hans op theoretische gronden volledig arbeidsongeschikt beoordeeld. Omdat er volgens de arts geen zicht is op herstel heeft Hans een IVA-uitkering toegekend gekregen. Zonder de kennis van de specifieke witte ravenbaan had Hans een WGA-uitkering gekregen op basis van 46 procent arbeidsongeschiktheid.