Het is belangrijk dat oudere medewerkers gemotiveerd blijven werken. Dit belang wordt onderkend door wetgever, cao’s en werkgevers. Door al deze partijen wordt er veel moeite gedaan om werk voor senioren aantrekkelijk te houden. Beleid gericht op senioren is echter tot mislukken gedoemd door het negeren van de uniciteit van de mens als hij ouder wordt.

Als oudere medewerkers gemotiveerd zijn, blijven zij langer werken. Dit is nodig, enerzijds in verband met de betaalbaarheid van voorzieningen en anderzijds om voldoende gekwalificeerd personeel te houden. Bovendien zijn gemotiveerde werknemers veel meer waard voor een bedrijf dan ongemotiveerde medewerkers, eenvoudig weg omdat ze productiever zijn.

Seniorenbeleid

Er zijn veel partijen die op één of andere wijze beleid formuleren voor senioren.

  • De wetgever heeft de AOW leeftijd verhoogd, de Wet gelijke behandeling op grond van leeftijd (WGBL) ingevoerd en een mobiliteitsbonus beschikbaar gesteld.
  • Het UWV geeft extra begeleiding aan werkeloze 55plussers.
  • In CAO’s zijn seniorenregelingen opgenomen. Deze regelingen zijn gericht op het ontzien van oudere medewerkers door bijvoorbeeld vrijstelling van onregelmatige diensten, extra vakantiedagen en salarisbescherming.
  • Steeds meer bedrijven hebben levensfasebewust personeelsbeleid ingevoerd. Andere gebruikte termen zijn: leeftijdsbewust personeelsmanagement, vitaliteitsmanagement en duurzame inzetbaarheid.

Wat al deze regelingen typeert is dat de groep ouderen, senioren of 55 plussers gezien wordt als een redelijk homogene groep met bepaalde kenmerken.

Geen homogene groep

Van alle leeftijdsgroepen zijn senioren het minst homogeen. In iemands levensloop spelen drie invloeden door elkaar heen:

  1. Normatieve leeftijdsgebonden invloed – Deze invloed heeft betrekking op biologische en omgevingsdeterminanten van ontwikkeling die sterk gerelateerd zijn aan leeftijd. Een voorbeeld is leren lopen. De invloed van de leeftijd is hier groot. Geen enkele pasgeboren baby kan lopen en bijna elk kind van 2 jaar kan dat wel.
  2. Normatief historische invloed – Deze invloed heeft betrekking op het historisch tijdsvak waarin men leeft. Het is bijvoorbeeld de invloed van de uitvinding van het internet en gaming op hoe onze kinderen leren en spelen.
  3. Niet-normatieve invloed – Deze invloed heeft betrekking op biologische en historische determinanten die niet typisch zijn voor een leeftijdscategorie of generatie, maar sterk persoonsgebonden zijn. Het gaat hier bijvoorbeeld om de invloed die je ouders gehad hebben op je karakter en keuzes die daardoor bepaald zijn.

De relatieve sterkte van deze niet-normatieve invloed is een uniek kenmerk voor de oudere medewerker. Hij onderscheidt zich hiermee van de andere leeftijdscategorieën. Tot ergens tussen volwassenheid en ouderdom domineren in het leven normatieve invloeden.
Normatieve invloeden zorgen ervoor dat grote groepen mensen hetzelfde beleven en leren. Het feit dat we in een groot deel van ons leven onder invloed staan van veel normatieve invloeden, maakt het mogelijk dat we leren in groepsverband. Op school leert iedereen in hetzelfde jaar dezelfde stof. Later in het bedrijfsleven is dat vaak weer het geval met trainingen over bepaalde technieken en methoden. Hoe verder je in het leven komt, hoe unieker het levenspad is dat je hebt afgelegd, de kennis en ervaring die je hebt en de afwegingen die je maakt.

Conclusie

Het afgelegde levenspad van een oudere medewerker is langer en dus unieker dan van jongere collega’s. Er is meer invloed van niet-normatieve elementen. Dat maakt dat behoeftes, wensen, keuzes en leren individueler van aard zijn en vaak ook complexer: Seniorenbeleid dat alle 55 plussers dezelfde kenmerken of behoeftes toekent is dus ongeschikt.