Volgens Allard van der Beek, hoogleraar Epidemiologie van arbeid en gezondheid bij Amsterdam UMC en betrokken bij onderzoek naar gezondheidsprogramma’s van bedrijven, hebben de initiatieven op groepsniveau een ‘klein positief effect’. Gemiddeld wordt de werknemer een à twee kilo lichter zo geeft de hoogleraar aan in de Volkskrant. Of de baten door het verlaagde ziekteverzuim opwegen tegen de kosten van de gezondheidsprogramma’s weten de onderzoekers echter niet. De verwachting is wel dat deze trend aanhoudt. “Vanwege de krappe arbeidsmarkt zullen bedrijven dit als een verleidelijk extraatje aanbieden om personeel aan te trekken én bij zich te houden,” aldus Van der Beek in de VK.
Aansporing of bemoeienis?
Volgens Jeroen Quist, advocaat bij Wolf Legal en docent arbeidsrecht aan de Erasmus Universiteit, speelt de functie van de werknemer een belangrijke rol in de vraag of gezondheidsprogramma’s op het werk vallen onder aansporing of bemoeienis. Zo zal iedereen begrijpen dat een sportleraar fit moet zijn. Voor een administratiemedewerker is dat echter van minder groot belang aldus Quist.
Sowieso mogen werkgevers zich alleen met een slechte leefstijl ‘bemoeien’ als deze invloed heeft op de werkzaamheden. Men mag een gezonde leefstijl faciliteren en stimuleren maar niet opleggen. Zo wordt het recht op privéleven geschonden wanneer de werkgever personeel oplegt om te sporten. En het recht op lichamelijke integriteit wordt geschonden als de werkgever de werknemer tot bepaalde (medische) keuzes dwingt. Als voorbeeld noemt Quist het ondergaan van acupunctuur om van het roken af te komen.