Nederland werkt op halve kracht: de helft van de menselijke energie in organisaties wordt niet ten volle ingezet of gaat zelfs verloren. Slechts één op de vijf werknemers is bereid om een extra tandje bij te zetten om topprestaties te leveren.  Bijna één op de tien werknemers (9 procent) is zelfs helemaal afgehaakt.

Nederland werkt op halve kracht: ruim de helft (51 procent) van de menselijke energie in organisaties wordt niet ten volle ingezet of gaat zelfs verloren. Slechts één op de vijf werknemers (19 procent) is bereid om er een extra tandje bij te zetten om topprestaties te leveren. Meer dan een derde (38 procent) vindt het wel best zoals het momenteel gaat en ruim een derde (34 procent) werkt weliswaar keihard, maar is weinig effectief in zijn resultaten. Bijna één op de tien werknemers (9 procent) is zelfs helemaal afgehaakt: bij deze groep overheerst de onvrede en komt er bijna niets uit hun handen.

Dit zijn de conclusies die op basis van de Energiemonitor 2013 getrokken kunnen worden: een kwantitatief onderzoek naar de energiedimensies onder bijna 2.000 werknemers. Het onderzoek laat niet alleen zien dat het energieniveau per werknemer en organisatie verschilt, maar gaat ook in op de effecten daarvan.


Energie en betrokkenheid

Het onderzoek laat zien dat de organisatiebetrokkenheid van werknemers met veel energie hoger ligt (73 procent) dan het landelijke gemiddelde (37 procent).  Het percentage energieke medewerkers dat absoluut het beste uit zichzelf haalt, ligt met 66 procent ook ruim boven het gemiddelde (39 procent).  Meer energie, betekent ook betere prestaties. Het omgekeerde geldt ook: naarmate energie verloren gaat, worden de prestaties automatisch lager.
Er is niet alleen tussen werknemers sprake van aanzienlijke energieverschillen, maar ook tussen branches, functieprofielen en de duur van het dienstverband. Zo heeft men in de professionele dienstverlening het meeste zin en energie in het werk. In de bouw, de installatiebranche, het transport en de financiële dienstverlening is de energie om te presteren het laagst. Aan de top van organisaties hebben werknemers vier maal zo veel zin en energie als op uitvoerend niveau.

Aanbevelingen

Om energieverlies tegen te gaan en energie op te wekken moet volgens de onderzoekers nadrukkelijker gestuurd worden op het ontwikkelen van nieuwe perspectieven voor werknemers. In de praktijk impliceert dit drie dingen:

  • Meer aandacht voor de betekenis van de organisatie en het werk: wat is de diepere bedoeling of het ‘hoger doel’ achter de activiteiten die we verrichten? Waarom is het belangrijk dat we doen wat we doen? Het gaat hierbij niet om een clichématig ´mission statement’, maar een authentiek en inspirerend verhaal dat aangeeft waarom de organisatie bestaat en welke bijdrage zij aan belanghebbenden en samenleving biedt.
  • Meer aandacht voor de buitenwereld. Organisaties zijn te veel gericht op het op orde brengen van hun eigen huis en hebben veel te weinig aandacht voor de dynamiek in de omgeving. De luiken naar buiten toe zitten meestal potdicht. Slechts één op de tien werknemers (12%) geeft aan zich intensief met trends en ontwikkelingen in de buitenwereld bezig te houden. Een zelfde percentage geeft aan over de creativiteit te beschikken om vervolgens iets zinvols met die kennis te doen. In tijden van snelle en ingrijpende veranderingen zijn dit schrikbarend lage percentages. Prikkels van buiten geven inspiratie en nieuwe energie!
  • Meer aandacht voor doorgroeimogelijkheden. Er is op dit vlak een flinke achterstand in te halen. Te weinig werknemers zien momenteel nog doorgroeimogelijkheden binnen hun organisatie en waarderen dit met een dikke onvoldoende. Ook is er te weinig ruimte voor het volgen van cursussen en trainingen.