Het metaalbedrijf uit Hoogeveen stond er financieel slecht voor en wilde een werknemer ‘om bedrijfseconomische redenen’ ontslaan. Het bedrijf vroeg ontslag aan bij het UWV en deed meteen ook een beroep op de overbruggingsregeling. Het ontslag werd toegestaan, maar de aanvraag voor de overbruggingsregeling werd afgewezen. Het bedrijf was volgens het UWV dus de volledige transitievergoeding verschuldigd (9.923 euro).
Het bedrijf betaalde echter een derde: 3.281 euro. CNV Vakmensen heeft vervolgens voor deze werknemer een rechtszaak aangespannen. De werknemer krijgt dus nog ruim 6.600 euro.
Overbruggingsregeling
Alleen in bijzondere situaties mag een werkgever bij ontslag van een werknemer een beroep doen op de ‘Overbruggingsregeling transitievergoeding’. De werknemer krijgt in dat geval een lagere transitievergoeding. Tessa Koning, jurist bij CNV Vakmensen: “Wij merken regelmatig dat werkgevers zich daar op verkijken en te makkelijk een beroep doen op die regeling. Vaak gaat het dan om kleinere werkgevers, die er financieel slecht voor staan. Daar is de regeling ook voor bedoeld. Maar je komt er niet zomaar voor in aanmerking. Er gelden strikte voorwaarden, juist om de werknemers te beschermen. De transitievergoeding is de absolute bodem. Werkgevers mogen daar niet zomaar van afwijken.”