Onder de Wet werk en zekerheid kunt u een werknemer pas ontslaan als u geprobeerd hebt de werknemer in een andere functie te herplaatsen en u dit niet is gelukt. Naast de herplaatsingsplicht hebt u ook een scholingsplicht.

De herplaatsingsplicht houdt in dat de arbeidsovereenkomst alleen kan eindigen als herplaatsing van de werknemer binnen een redelijke termijn – al dan niet met behulp van scholing – in een andere passende functie binnen uw onderneming of concern waarvan u deel uitmaakt, niet mogelijk is of niet in de rede ligt (bijvoorbeeld in geval van verwijtbaar handelen van de werknemer).

Redelijk termijn

De redelijke termijn is, ongeacht de opzegtermijn die op de individuele werknemer van toepassing is, gelijk aan de wettelijke opzegtermijn (duurt één tot vier maanden, afhankelijk van het aantal dienstjaren). Daaraan ligt ten grondslag dat uw zorgplicht toeneemt met de duur van het dienstverband. De redelijke termijn wordt berekend vanaf de datum waarop UWV beslist op het verzoek om toestemming voor de opzegging of de kantonrechter beschikt naar aanleiding van een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst.

Let op

Voor arbeidsbeperkte werknemers geldt altijd een redelijke termijn van 26 weken.

U moet, rekening houdend met de proceduretijd  bij UWV of de kantonrechter, in de stukken aannemelijk maken dat herplaatsing binnen de toepasselijke redelijke termijn niet mogelijk is.

Tips

  • Wees op bovenstaande bedacht bij de voorbereiding van een ontslagdossier, bijvoorbeeld door (toekomstige) vacatures in kaart te hebben en die aan UWV en de kantonrechter te tonen.
  • Ga vooraf zorgvuldig na of de werknemer niet middels scholing een toekomstige vacature zou kunnen vervullen. Wanneer de werknemer in een procedure aannemelijk kan maken dat er een vacature is die passend is – al dan niet na scholing – en u kunt dat onvoldoende weerleggen, is de kans denkbaar dat de arbeidsovereenkomst niet wordt beëindigd.

Wet werk en zekerheid: ontslagrecht en duur WW