Oorzaak is de keuze voor de maand januari als grondslag voor de subsidieverstrekking uit hoofde van de tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging voor behoud van Werkgelegenheid, waardoor allerlei eenmalige uitkeringen kunnen zijn meegenomen in de berekening van de subsidiehoogte. Met een relatief eenvoudige aanpassing kan de overheid zelf dit probleem herstellen.
De overheid heeft sinds het begin van de coronacrisis voortvarend diverse maatregelen ontwikkeld om het bedrijfsleven te steunen. In enkele weken tijd is een ongekend pakket aan maatregelen samengesteld. Een daarvan is de tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging voor behoud van Werkgelegenheid (NOW). Vanaf een omzetverlies van 20% kunnen werkgevers aanspraak maken op een vergoeding van maximaal 90% van de loonkosten. De uitwerking lijkt simpel en doeltreffend: men neme de loonkosten van een onderneming over de maand januari als basis om voor een periode van drie maanden een tegemoetkoming te verstrekken. De keuze voor januari 2020 was logisch. Kort voor het uitbreken van de coronacrisis kent die maand een personeelsbestand met bijbehorende loonsom die gelijk of zo dicht mogelijk de situatie daarna reflecteert. De uitwerking kent voor een specifieke, maar toch ook omvangrijke groep werkgevers echter wel een valkuil.
Gedeeltelijke of zelfs gehele terugbetaling van NOW-subsidie
Veel bedrijven kennen voor werknemers rond het einde van het kalenderjaar regelingen voor incidentele loonbetaling: een 13de maand, een eindejaarsuitkering of een prestatiebonus. Vaak uitbetaald in december, maar ook de eerste maand van het jaar is hiervoor niet ongebruikelijk. Hierdoor is voor sommige bedrijven de maand januari allesbehalve representatief als grondslag voor de toekenning van de subsidie in het kader van de NOW. Op het moment dat de loonsom gedurende de periode waarin de onderneming tegemoetkoming heeft aangevraagd lager uitpakt dan de loonsom in januari, zal de tegemoetkoming gedeeltelijk of zelfs geheel moeten worden terugbetaald. Juist bij bedrijven die tegemoetkoming in hun loonkosten aan hebben gevraagd, omdát ze in een zware periode zitten, is dat een zure consequentie.
Een simpele en doeltreffende oplossing
Het hiervoor beschreven probleem is niet nieuw en ook bekend bij minister Koolmees van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Hij gaf aan dat de eenvoud en robuustheid van de regeling zich echter tegen een oplossing verzetten. Een even simpele en doeltreffende oplossing is echter mogelijk, wat mooi aansluit bij de opmerking van Tweede-Kamerlid Steven van Weyenberg die meldde dat hij wel is “te porren voor een slimme oplossing”. De hoofdregel van de NOW blijft een berekening op basis van de maand januari van dit jaar. Werkgevers die te maken hebben met een incidenteel hogere loonsom in de maand januari, kunnen echter een aanvraag indienen om de loonsom te berekenen over de maand november van afgelopen jaar. Om te voorkomen dat de geboden oplossing niet meer administratieve lasten en bijbehorende kosten met zich mee brengt dan noodzakelijk, kan hierbij een drempel van 50% worden gekozen ten opzichte van de ‘reguliere’ loonsom, al dan niet in combinatie aanvullende voorwaarde dat de hogere kosten moeten bestaan uit incidentele uitkeringen, zoals een 13de maand, eindejaarsuitkering of een prestatiebonus. Een slimme oplossing voor een probleem, die aansluit bij de wens van de overheid in deze periode om een balans te vinden tussen snelheid en zorgvuldigheid.
Uitwerking oplossing
Subsidietoekenning op basis van ‘reguliere’ loonsom in januari 2020
- Een werkgever heeft 30 werknemers in dienst, die gemiddeld € 2.500,- per maand verdienen. Dit betekent dat de totale loonsom € 75.000,- per maand bedraagt.
- De omzet van de werkgever is als gevolg van de corona-crisis gedaald met 50%. Aangezien de omzetdaling groter is dan 20%, komt de werkgever op grond van de NOW in aanmerking voor loonkostensubsidie.
- De werkgever maakt aanspraak op een voorschot van € 105.300,- en een definitieve subsidie van € 131.625.
Subsidietoekenning met inachtneming van incidentele uitkeringen in januari 2020
- Stel dat dezelfde werkgever in januari in totaal € 75.000 aan eindejaarsuitkeringen aan haar werknemers heeft betaald. De totale loonsom bedroeg in januari 2020 daardoor € 150.000.
- Bij de berekening van de subsidie (en het voorschot daarop) wordt de loonsom over januari 2020 als uitgangspunt genomen. Als de loonsom in de maanden maart t/m mei 2020 lager is dan de loonsom in januari 2020 dan wordt de subsidie naar beneden bijgesteld.
- Omdat in dit voorbeeld de loonsom in januari 2020 door de eindejaarsuitkering tweemaal zo hoog is als normaal wordt de subsidie zelfs tot € 0,= verminderd.
- Had de werkgever de eindejaarsuitkering niet of één maand eerder of later betaald, dan had de werkgever echter aanspraak gehad op een loonkostensubsidie van € 131.625,-.
- Kortom, de werkgever die in januari 2020 een incidentele loonuitgave heeft gehad, valt op dit moment dus (onbedoeld) tussen wal en schip.
Een voorzet tot een oplossing
De NOW hoeft naar onze opvatting niet ingrijpend gewijzigd te worden om voornoemd probleem op te lossen. Er kan in principe worden volstaan met een toevoeging in het eerste lid van artikel 7 (zie de vetgedrukte tekst):
Artikel 7. Hoogte van de subsidie
1. De hoogte van de subsidie is de uitkomst van:
A x B x 3 x 1,3 x 0,9
Hierbij staat:
A. voor het percentage van de omzetdaling;
B. voor de constante B*, zoals berekend op grond van artikel 10, met dien verstande dat uitgegaan wordt van het loon over november 2019 als bedoeld in artikel 10 lid 3 indien het loon over januari 2020 door uitbetaling van bonussen, dertiende maand uitkeringen of eindejaarsuitkeringen tenminste 50% hoger is dan het loon over november 2019, waarbij:
a. de loonsom wordt verminderd met de uitkeringen die het UWV over het gehanteerde aangiftetijdvak door tussenkomst van de werkgever heeft uitbetaald, voor zover die uitkeringen in de loonsom zijn inbegrepen.
b. (…)
Het voordeel van deze wijziging is dat niet de gehele NOW op de schop moet. De berekening en de wijze van bevoorschotting (zie artikel 10 en 11) kunnen ongewijzigd worden voortgezet. Daarnaast wordt, door op te nemen dat de verhoging minimaal 50% dient te zijn, ervoor gezorgd dat de hoofdregel als hoofdregel blijft functioneren en dat voor het grootste deel van de aanvragen de loonsom over de maand januari 2020 het uitgangspunt blijft.
Als antimisbruikbepaling kan voorts in artikel 14 worden opgenomen dat de werkgever ter onderbouwing een accountantsverklaring moet overleggen, waarin door de accountant wordt bevestigd dat het loon over januari 2020 door uitbetaling van bonussen, dertiende maand uitkeringen of eindejaarsuitkeringen tenminste 50% hoger is dan het loon over november 2019.
Boy Stenden, arbeidsrechtadvocaat bij Dirkzwager legal & tax
Pascal Besselink, senior jurist arbeidsrecht bij juridisch dienstverlener DAS