Politiekorpsen in Europa kunnen bij reorganisaties en veranderingen veel van elkaar leren, maar doen dat nauwelijks. Het delen van kennis, best practices en informatie wordt gehinderd door onwetendheid van methoden en door de cultuur in andere nationale korpsen.

Dat blijkt uit de Comparative Police Studies in the EU (COMPOSITE, vergelijkend politieonderzoek in de EU), een groot vierjarig interdisciplinair project over organisatorische veranderingen binnen politiekorpsen. Onlangs werd dit project, dat werd gefinancierd door de EU en onder leiding stond van Rotterdam School of Management, Erasmus University (RSM), afgerond.

Reorganisatieplannen

Nieuwe soorten misdaad, open grenzen, nieuwe technologieën, veranderende publieke verwachtingen en krappere budgetten vereisen een efficiënter bestuurde politie, die ook nog met korpsen in andere landen kan samenwerken. Om die omslag te maken introduceerden politiekorpsen niet zo lang geleden ambitieuze reorganisatieplannen met het doel te moderniseren en het politiekorps af te slanken.

Hoe veranderingen in politiewerk moeten worden doorgevoerd verschilt van land tot land, bijvoorbeeld vanwege culturele factoren. Het doel van het COMPOSITE-project was om inzicht te krijgen in deze diversiteit. Een ander doel is om politiekorpsen te ondersteunen bij het verbeteren van hun planning en de uitvoering van hun reorganisaties. Bijvoorbeeld door te laten zien dat de inhoud en het veranderingsproces goed moeten samenvallen met de culturele en sociale context in een land. Het COMPOSITE-project, onder leiding van dr. Gabriele Jacobs, was dit het grootste onderzoek naar politiewerk binnen Europa. Er werd informatie van 26 verschillende politiekorpsen in tien landen verzameld.

Leren van elkaar

Uit het onderzoek blijkt dat alle EU-landen van elkaar kunnen leren. Medewerkers van het COMPOSITE-project ontdekten echter dat politiekorpsen in Europa zich vaak niet bewust zijn van methoden en managementbenaderingen die hun buren gebruiken. Het project toont hoe het delen van kennis, best practices en informatie tussen politiekorpsen in de EU wordt gehinderd door onwetendheid van methoden en door de cultuur in andere nationale korpsen. Nationale politiekorpsen in Europa verschillen erg van elkaar; niet alleen in hun werkuitvoering en technologieën, maar ook door de nationale identiteit van de politie en hun voorkeur in communiceren met elkaar en met het publiek. Maar misdaad is vaak internationaal. Kennis over hoe andere landen met misdaad omgaan, blijkt essentieel om te delen.

Verschillende perspectieven op verandering

Maar welke kant zou de politie op moeten bewegen? De COMPOSITE-onderzoekers vergeleken de standpunten van meer dan 10.000 politieagenten, burgers en vertegenwoordigers van de media in de tien landen hierover – en ontdekten nogal wat verschillen. Over het algemeen waren politieagenten het positiefst over een beweging naar meer misdaadbestrijding en exclusieve patronen van politiewerk. Daarentegen waren de media de grootste voorstander van een beweging naar burgerservice en inclusieve vormen van politiewerk. Alle drie groepen – burgers, politie en media – vonden niet dat burgers een grotere rol moesten krijgen in rechtshandhaving en misdaadbestrijding.

Identiteit belangrijk bij reorganisatie

Het COMPOSITE-project probeerde ook in kaart te brengen wat het voor een politieagent betekent om bij de politie te werken. Daar kwam geen eensluidend antwoord uit, hoewel de identiteit ‘professionele dienstverlener’ het sterkst naar voren kwam bij Nederlandse en Tsjechische politieagenten. Zo’n identiteit kan belangrijk worden als korpsen gaan samenwerken of bij het uitvoeren van reorganisaties. Vervolgonderzoek zal daarom de link tussen de identiteit van politieagenten en het gedrag van individuele agenten verder onderzoeken.