De werkneemster is sinds 1 januari 2008 in dienst in de functie van Manager Sales en Marketing tegen een bruto maandsalaris van € 5.261,-. Kort nadat de werkgever haar meedeelt dat haar functie komt te vervallen, wordt ze vrijgesteld van werkzaamheden. Onderhandelingen over een minnelijke regeling leveren niets op. De werkgever verzoekt daarop ontbinding van de arbeidsovereenkomst onder toekenning van een vergoeding met een correctiefactor van C=0,7. Hij beroept zich hierbij op de het habe wenig-verweer. De werkneemster betwist of er sprake is van een bedrijfseconomische noodzaak om tot reorganisatie over te gaan.
Hogere ontslagvergoeding
De kantonrechter oordeelt dat het ontbindingsverzoek geen verband houdt met een opzegverbod. De werkgever heeft de aangevoerde bedrijfseconomische omstandigheden voldoende aannemelijk gemaakt, omdat hij heeft aangetoond dat hij ‘aanzienlijke verliezen’ lijdt. Maar de kantonrechter verwerpt het habe wenig-verweer. De werkgever heeft de financiële situatie onvoldoende met cijfers onderbouwd om te kunnen stellen dat er geen enkele ruimte is voor een hogere vergoeding dan C=0,7. Het betalen van een hogere vergoeding leidt ook niet tot een ongelijke behandeling van de overige boventallige werknemers. De werkneemster is immers zwanger en betrokken in een ontslagprocedure. Op basis van de bovengenoemde omstandigheden en de gebrekkige kansen van de werkneemster op de arbeidsmarkt, acht de kantonrechter een vergoeding van € 10.000,– redelijk (C= 1,8).
Kantonrechter Haarlem, 30 september 2009, JAR 2010/293
Het opzegverbod tijdens zwangerschap geldt alleen wanneer de werkgever de arbeidsovereenkomst wil beëindigen door opzegging. Bij alle overige manieren van beëindiging (bijvoorbeeld ontbinding) van de arbeidsovereenkomst is het opzegverbod niet per definitie van toepassing.