Een apothekersassistente zegt haar arbeidsovereenkomst schriftelijk op, wat door de werkgever wordt aanvaard. Voor het einde van de arbeidsovereenkomst begint ze aan een nieuwe baan. In de proeftijd bij deze nieuwe werkgever – en voor het einde van de ‘oude’ arbeidsovereenkomst – wordt de werkneemster echter ontslagen. Ze probeert uit alle macht haar arbeidsovereenkomst bij haar eerdere werkgever in stand te houden. Deze wil daar niet aan meewerken.
Bewust en vrijwillig
De werkneemster stelt dat de werkgever haar heeft gedwongen een ontslagbrief te schrijven. Volgens de kantonrechter en in hoger beroep het Hof Den Haag komt dat echter niet vast te staan. De werkneemster gaat in cassatie bij de Hoge Raad. De aangevoerde middelen kunnen echter niet tot cassatie leiden. Met verwijzing naar art. 81 RO wordt dit door de Hoge Raad verder niet nader gemotiveerd, want de klachten geven geen aanleiding tot het beantwoorden van rechtsvragen in het belang van rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De opzegging van de arbeidsovereenkomst is door de werkneemster welbewust en vrijwillig gedaan. De misrekening ten aanzien van haar nieuwe baan maakt niet dat de ‘oude’ werkgever zich als een slecht werkgever gedraagt door de werkneemster niet terug te nemen.
Hoge Raad, 26 september 2008, RAR 2008, 157, LJN BD5713