De kantonrechter Den Haag oordeelt dat een onderwijsinstelling na afloop van de schorsing van werknemer onvoldoende actie heeft ondernomen om de arbeidsverhouding te herstellen en de werksituatie te normaliseren. Toen uit onderzoek bleek dat de vermeende klachten over werknemer niet zijn komen vast te staan, heeft de werkgever de ontstane impasse gedurende anderhalf jaar in stand gelaten. Volgens de kantonrechter heeft werkgever daardoor ernstig verwijtbaar en in strijd met het goed werkgeverschap gehandeld. 

Door: Lieve Holterhues, advocaat

Werknemer, die al sinds 1988 in dienst was bij Inholland, werd in oktober 2018 door zijn werkgever uitgenodigd voor een gesprek om het reilen en zeilen binnen de ICT-opleidingen te bespreken. Tijdens het gesprek werd werknemer zonder dat hij daar van tevoren op was gewezen geconfronteerd met klachten over zijn functioneren en vermeend grensoverschrijdend gedrag. Volgens Inholland hadden meerdere collega’s en studenten over werknemer geklaagd en hun (negatieve) ervaringen over werknemer gedeeld.

‘Na opheffing van een (tijdelijke) schorsing is het de taak van de werkgever om de arbeidsverhouding tussen partijen te herstellen en de werksituatie te normaliseren’

Schorsing met behoud van loon

Inholland en werknemer hebben daar vervolgens meerdere gesprekken over gevoerd met elkaar . Het lukte partijen echter niet om tot overeenstemming te komen over de gerezen problemen, waardoor Inholland ervoor koos om werknemer eind januari 2019 te schorsen met behoud van loon. Werknemer heeft zich tevergeefs tegen de schorsing verzet. Pas nadat werknemer in kort geding wedertewerkstelling vorderde, besloot Inholland – zonder het oordeel van de voorzieningenrechter af te wachten – om de schorsing halverwege april 2019 op te heffen.

Onderzoeksbureau onderzoekt signalen grensoverschrijdend gedrag

Werknemer ging ervan uit dat met de opheffing van de schorsing ook alle beperkingen waren opgeheven, maar dit bleek niet het geval. Inholland ging wel in gesprek met werknemer, maar hij mocht niet starten met zijn werkzaamheden. Inholland besloot vervolgens om een onderzoeksbureau in te schakelen, dat opdracht kreeg om onderzoek te verrichten naar de signalen over vermeend grensoverschrijdend gedrag.

Geen goede onderbouwing klachten

Het onderzoeksbureau heeft in december 2019 haar onderzoek afgerond en kwam tot de conclusie dat het interne onderzoek van Inholland zich al (te) snel focuste op werknemer zonder dat sprake was van expliciet gemaakte klachten en een duidelijke onderbouwing daarvoor. Bovendien dateerden een aantal vermeende voorvallen al van langere tijd geleden. Het onderzoeksbureau kwam daardoor tot het oordeel dat Inholland niet zorgvuldig had gehandeld in haar communicatie richting werknemer en in de manier waarop zij haar onderzoek had verricht. Kortom, uit het onderzoek bleek volgens het onderzoeksbureau niet dat werknemer zich ook daadwerkelijk onheus had gedragen.

Werknemer dient ontbindingsverzoek in met verzoek om transitie- en billijke vergoeding

Na uitbrenging van voornoemd onderzoeksrapport heeft werknemer een ontbindingsverzoek ingediend bij de kantonrechter.  Werknemer verzoekt naast ontbinding van de arbeidsovereenkomst ook de transitievergoeding ter hoogte van € 81.000,- en een billijke vergoeding ter hoogte van € 80.000,-. Werknemer is van mening dat Inholland niet als goed werkgever heeft gehandeld, waardoor de arbeidsrelatie duurzaam verstoord is geraakt. Bovendien stelt hij dat Inholland ernstig verwijtbaar heeft gehandeld.

Beoordeling kantonrechter: ernstig verstoorde arbeidsverhouding

Volgens de kantonrechter is evident dat tussen partijen een ernstig verstoorde arbeidsverhouding is ontstaan. Ondanks diverse gesprekken is het partijen immers niet gelukt overeenstemming te bereiken over de gerezen problemen binnen de arbeidsverhouding. Het ontbindingsverzoek – waartegen Inholland zich bovendien niet heeft verzet – wordt daarom ook toegewezen.

Ernstig verwijtbaar handelen: niet inhoudelijk ingaan op verbeteren functioneren

Daarnaast oordeelt de kantonrechter dat Inholland ernstig verwijtbaar heeft gehandeld door na het opheffen van de schorsing niet inhoudelijk in te gaan op de manier waarop werknemer zijn functioneren moest verbeteren en hem ook niet toe te laten tot zijn werkzaamheden.

Transitievergoeding toegewezen

Nu sprake is van ernstig verwijtbaar handelen door werkgever, wordt de transitievergoeding toegewezen. Ook maakt werknemer aanspraak op een billijke vergoeding. Bij de berekening van de hoogte daarvan weegt de kantonrechter mee dat de situatie op het moment van de procedure inmiddels al bijna anderhalf jaar duurt en nergens uit is gebleken dat Inholland heeft geprobeerd de impasse te doorbreken. In het kader van goed werkgeverschap had dit wel van Inholland mogen worden verwacht. Ook weegt de kantonrechter mee dat werknemer anderhalve maand na de uitspraak van de kantonrechter al met pensioen zal gaan. Het dienstverband zou daarom niet lang meer hebben voortgeduurd. De kantonrechter acht – op basis van al het voorgaande – een billijke vergoeding ter hoogte van € 25.000,- redelijk.

Tips voor de praktijk

Na opheffing van een (tijdelijke) schorsing is het de taak van de werkgever om de arbeidsverhouding tussen partijen te herstellen en de werksituatie te normaliseren. De reden en duur van de schorsing zijn mede bepalend voor het traject dat daartoe moet worden gevolgd. Indien partijen niet zelfstandig tot een werkbare oplossing komen, kan bijvoorbeeld gebruik worden gemaakt van mediation.

ECLI:NL:RBDHA:2020:15502