![](https://hrpraktijk-uploads.storage.googleapis.com/app/uploads/2013/02/hrpraktijk8_34_0.jpg)
De werknemer, 67 jaar oud, was sinds 1970 werkzaam als verkoopadviseur bij zijn werkgever. Vanaf zijn 60e maakte hij gebruik van een vroegpensioenregeling. Daarnaast werkte hij nog drie dagen per week. In november 2007 deelt de werkgever hem mee dat hij de werknemer wegens tegenvallende verkoopresultaten wil vervangen en dient een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst in. De werknemer stapt naar de rechter.
Ontslagvergoeding
De eerste vraag die de kantonrechter moet beantwoorden, is of de arbeidsovereenkomst ontbonden moet worden. Die vraag wordt positief beantwoord omdat de werknemer na dit voorval niet meer voor de werkgever wil werken. De tweede vraag is of de werknemer recht heeft op een ontslagvergoeding. Volgens de rechter bestond er geen rechtsgeldige grond voor de beëindiging omdat hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat de werknemer niet goed functioneerde. Door beëindiging van de arbeidsovereenkomst aan te vragen heeft hij niet als goed werkgever gehandeld. De hoogte van de ontslagvergoeding wordt enkel gebaseerd op het salaris dat de werknemer verdiende sinds zijn vroegpensioen. Vanwege de handelswijze van de werkgever stelt de kantonrechter de correctiefactor op 1,5.