Afgelopen juni is een uitspraak gepubliceerd van het gerechtshof Amsterdam waarin zij oordeelde dat het ontslag op staande voet van een werknemer die zijn concurrentiebeding overtrad terecht was gegeven. Klanten waren in de veronderstelling dat zij zaken deden met de onderneming van werkgever, maar in werkelijkheid bleken zij zaken te doen met de concurrerende onderneming van de werknemer.
Werkgever heeft een adviesbureau op het gebied van public relations en communicatie. Werknemer (hierna: Verzoeker) was voor onbepaalde tijd in dienst bij werkgever als Sales Directeur. Zijn arbeidsovereenkomst bevatte een concurrentiebeding, een relatiebeding en een geheimhoudingsbeding.
Werknemer handelde zelfstandig
Op 10 augustus 2021 ontdekte werkgever een e-mail gericht aan een van haar werknemers waarin werd gereageerd op een – voor werkgever onbekende – offerte aan een van haar klanten. Na onderzoek bleek dat zowel deze werknemer als Verzoeker een eigen onderneming hadden waarmee zij zaken deden met deze klant. De volgende dag confronteerde werkgever de werknemer met de gevonden e-mail, waarna de werknemer bekende dat hij zich opdrachten en inkomsten bestemd voor werkgever had toegeëigend en hieruit inkomsten had gegenereerd voor zijn eigen onderneming. Op 13 augustus 2021 gaf de werknemer in een vervolggesprek toe dat hij anderhalf jaar lang had samengewerkt met de eigen onderneming van Verzoeker. Ook gaf de betreffende werknemer de werkgever inzage in zijn administratie en WhatsApp-geschiedenis waaruit deze samenwerking bleek.
Vervolgens hebben verschillende klanten van werkgever verklaringen afgelegd waaruit blijkt dat zij in de veronderstelling waren dat zij zaken deden met de werkgever en niet wisten dat Verzoeker zelfstandig handelde.
Redenen voor ontslag
Ten gevolge van het voorgaande werd Verzoeker op 17 augustus 2021 op staande voet ontslagen. Als reden hiervoor werd gegeven het toe-eigenen van klanten, het opzetten van een concurrerende onderneming, schending van meerdere bedingen in de arbeidsovereenkomst en het veroorzaken van financiële en reputatieschade voor werkgever. Na het ontslag heeft werkgever bewijsbeslag gelegd en zijn er aangiftes gedaan van verduistering tegen zowel Verzoeker als tegen de andere werknemer.
De kantonrechter heeft Verzoeker veroordeeld tot betaling van de gefixeerde schadevergoeding en zijn verzoeken afgewezen. Hiertegen komt Verzoeker op in hoger beroep.
Betoog werknemer (Verzoeker) en oordeel hof
Verzoeker betoogt dat het bewijs dat werkgever heeft verkregen door het voeren van gesprekken met de andere werknemer en aan de hand van zijn WhatsApp-geschiedenis onrechtmatig is verkregen. Hij stelt dat de andere werknemer onder druk werd gezet om een verklaring af te leggen en zijn telefoon aan werkgever af te geven.
Het hof stelt vast dat niet is gebleken dat de werknemer onder druk werd gezet. Hij heeft niet verklaard dat hij zich gedwongen voelde om werkgever informatie te geven. Bovendien heeft hij zijn telefoon vrijwillig aan zijn werkgever gegeven. Bovendien heeft hij heeft de gelegenheid gekregen privéberichten te verwijderen en heeft hij zijn wachtwoord vrijwillig verstrekt.
Bewijsmateriaal
Verzoeker heeft ook aangevoerd dat hij in de veronderstelling verkeerde dat werkgever geen interesse had in de activiteiten die hij voor zijn eigen gewin verrichtte. Dit verweer slaagt evenmin. Uit de overgelegde WhatsApp-berichten blijkt volgens het hof dat Verzoeker wist dat hij verkeerd bezig was. Duidelijk is dat Verzoeker voor eigen gewin een concurrerende onderneming is gestart binnen zijn dienstverband. De opdrachten werden bewust buiten het systeem van werkgever gehouden en onder de naam van Verzoeker naar zijn eigen administratie doorgeleid.
Verzoeker heeft tot slot betoogd dat hij veronderstelde dat hij concurrerende werkzaamheden mocht verrichten, omdat er eerder een plan was om dit soort werkzaamheden onder te brengen in een aparte onderneming. Dit argument gaat echter ook niet op, omdat werkgever dit plan eenzijdig heeft afgeblazen. Bovendien heeft Verzoeker nooit expliciet toestemming van werkgever gevraagd om concurrerende werkzaamheden te verrichten en was hij zich bewust van de mogelijkheid dat hij zijn werkgever schade zou berokkenen. Het hof oordeelt daarom dat Verzoeker geen enkele moeite gedaan om deze schade te voorkomen.
Ontslag op staande voet houdt stand
Het hof oordeelt dat de schending van het concurrentiebeding uit de arbeidsovereenkomst ernstig genoeg is om te worden aangemerkt als een dringende reden voor ontslag op staande voet. Het gegeven ontslag op staande voet houdt dus ook in hoger beroep stand en de bestreden beslissing van de kantonrechter wordt bekrachtigd. Naast de dringende reden is volgens het hof tevens sprake van ernstig verwijtbaar handelen van Verzoeker. Dit betekent dat Verzoeker geen aanspraak kan maken op de wettelijke transitievergoeding. Het verzoek tot betaling van een billijke vergoeding door Verzoeker wordt ook afgewezen.
Feiten helder en onderbouwd met bewijsmateriaal
Deze uitspraak bevestigt dat werkgevers een werknemer op staande voet kunnen ontslaan als de werknemer zich schuldig maakt aan ernstig verwijtbaar handelen door overtreding van het concurrentiebeding. Zorg hierbij dat de feiten helder zijn en dat deze kunnen worden onderbouwd met bewijsmateriaal. Ook in deze zaak werd door het hof veel waarde gehecht aan het bewijsmateriaal dat werkgever had verzameld.