‘U heeft (welbewust) een zeer dreigende situatie voor de medewerkers en de bezoekers van de gemeente (…) als ook haar eigendommen gecreëerd door te dreigen uzelf c.q. de ruimte in brand te steken. Daarbij heeft u gedreigd een medewerker met benzine, althans een naar benzine ruikende vloeistof te overgieten terwijl u een aansteker vasthield. Meerdere medewerkers van de gemeente (…) waren getuige van uw choquerende en bedreigende gedragingen. Met onmiddellijke ingang is u dan ook de toegang tot de locaties van de gemeente organisatie op 1 februari ontzegd. Voorgaande omstandigheden leveren, ieder zelfstandig, maar ook in onderlinge samenhang een dringende reden ex art. 7:677 en art. 7:678 BW op.’
De rechter oordeelt dat het ontslag op staande voet rechtsgeldig is en stand houdt.
Maar dan moet nog antwoord worden gegeven op de vraag of werknemer desondanks recht heeft op de transitievergoeding.
De rechter overweegt als volgt:
“Indien een ontslag op staande voet gegrond is bevonden is er doorgaans geen plaats voor toekenning van een transitievergoeding omdat er dan meestal sprake is van ernstig verwijtbaar handelen van de werknemer. Dat wordt anders indien het niet toekennen van de transitievergoeding naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is (….)”.
“De kantonrechter wil er geen misverstand over laten bestaan dat naar zijn oordeel de (…) geschetste omstandigheden geen andere beoordeling van het ontslag op staande voet vergen. Het gepleegde feit wordt er namelijk niet minder erg door, de impact voor de aanwezige medewerkers niet minder groot en de volle verantwoordelijkheid rust onverminderd bij [werknemer]. Maar het gaat hier om die ene misstap in een overigens goed verlopen dienstverband. Dat, tezamen met de genoemde omstandigheden geven wel aanleiding om aan [werknemer] de transitievergoeding toe te kennen, nu de kantonrechter van oordeel is dat het niet toekennen ervan naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is”.
Lees hier de uitspraak: