Schorsing van een medewerker is alleen toegestaan als daarvoor een gegronde reden bestaat. Van een dergelijke reden - in het geval van disfunctioneren - kan slechts sprake zijn als de werknemer over dit disfunctioneren vooraf is ingelicht en hem een reële kans is geboden om zijn functioneren te verbeteren.

Wat was het geval? De werkgever heeft de kantonrechter (Rechtbank Breda, sector kanton, 10 maart 2011, LJN: BP7689) verzocht om de arbeidsovereenkomst met een werknemer te ontbinden wegens disfunctioneren. Vooruitlopend op het gewenste ontslag heeft de werkgever de werknemer op non-actief gesteld. De werknemer verzet zich hiertegen en vordert in kort geding dat hij weer wordt toegelaten tot zijn werk.

 

Uit de processtukken blijkt dat de werkgever wispelturig is over de grondslag van de gegeven schorsing. Wat begon als de noodzaak tot verjonging van het team, werd later een bedrijfseconomische noodzaak en eindigde op de zitting in disfunctioneren van de werknemer.

 

Slecht werkgeverschap

Deze laatste reden is naar de mening van de voorzieningenrechter nooit deugdelijk aan de werknemer gecommuniceerd. Voor zover al sprake zou zijn van disfunctioneren, had de werkgever de werknemer bovendien in de gelegenheid moeten te stellen zijn functioneren te verbeteren.

 

Door het nalaten van dit alles, heeft de werkgever blijk gegeven van slecht werkgeverschap. De vordering van de werknemer wordt dan ook toegewezen een en ander op straffe van een dwangsom van € 1.000 per dag met een maximum van € 100.000.