Kabelfabrikant Draka had in november 2012 een reorganisatie aangekondigd als gevolg waarvan ongeveer vijftien arbeidsplaatsen zouden komen te vervallen. De werknemers van Draka waren het niet eens met de reorganisatie en kondigden bij monde van de FNV aan dat zij op 20 februari 2013 in grote getale het werk zouden neerleggen. Draka vorderde in kort geding een verbod op deze staking.

Draka voerde in de procedure aan dat de staking voorbarig was nu zij nog met de OR in gesprek was over de reorganisatie, waaronder over de wijze waarop personeel zou moeten afvloeien. Daarnaast was sprake van een doorlopend sociaal plan dat de gevolgen van een reorganisatie zou opvangen. Draka had de FNV verder uitgenodigd om “gezamenlijk de reorganisatie verder vorm te geven”. De beslissing tot reorganisatie was echter al genomen. Voor de FNV was dit onvoldoende. De FNV was niet overtuigd van de noodzaak om te organiseren en eiste dat Draka de aankondiging tot gedwongen ontslagen zou intrekken.

Vordering tot stakingsverbod afgewezen

De voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Nederland gaf de FNV in kort geding gelijk. De rechter overwoog dat de FNV niet te vroeg naar het stakingsmiddel had gegrepen nu Draka niet had willen toezeggen dat er geen ontslagen zouden volgen en partijen al langere tijd in discussie waren over de noodzaak van een reorganisatie. Daarnaast had Draka volgens de rechter niet gesteld dat de staking gevolgen zou hebben voor derden, zodat geen sprake was van ‘onrechtmatig handelen’. De voorzieningenrechter wees het gevorderde stakingsverbod dan ook af.

De staking had overigens succes, want inmiddels zijn de gedwongen ontslagen van de baan.