Werknemer is in 2020 in dienst getreden bij een autoschadebedrijf. Sinds mei 2023 is werknemer door een ernstig auto-ongeluk (gedeeltelijk) arbeidsongeschikt geraakt. Werknemer wordt in oktober 2023 op staande voet ontslagen omdat hij collega’s grovelijk heeft beledigd, opzettelijk eigendommen van werkgever heeft vernield en weigert te voldoen aan redelijke opdrachten.
Wat er gebeurde was dat een andere werknemer op het werk tegen het wc-hokje had getrapt waarin werknemer zich bevond, waarna deze is gaan schelden en een zeepdispenser van de muur sloeg. Uit de verklaringen bleek dat werknemer erg emotioneel was waardoor zijn gedrag hem niet volledig kan worden aangerekend.
Niet los te zien van forse druk werkgever
Werkgever heeft volgens de rechtbank onterecht en onnodig veel druk op werknemer gelegd. Uit de overlegde correspondentie blijkt veel ongeduld en wantrouwen van de werkgever over de arbeidsongeschiktheid van werknemer. Het incident dat zich heeft voorgedaan was dan ook niet los te zien van de forse druk die op werknemer gelegd werd. De rechter vernietigt dan ook het ontslag op staande voet en wijst de gevraagde tewerkstelling op straffe van een dwangsom toe.
Vindplaats: Rechtbank Rotterdam 29 maart 2024, ECLI:NL:RBROT:2024:2770.
In de ontslagbrief werd in dit geval één incident genoemd, terwijl de reden voor ontslag volgens werkgever ook gelegen was in een eerder incident met agressief gedrag vanuit werknemer. Nu dit gedrag niet opgenomen is in de ontslagbrief, is dit niet meegenomen in de beoordeling of sprake was van een geldige reden voor ontslag op staande voet. Het is dan ook van belang dat in zo’n situatie goed opgeschreven wordt wat de dringende redenen zijn. In de praktijk gaat het hier vaak mis.