“Een ontslag op staande voet is een ultimum remedium. Gelet op de verstrekkende gevolgen van zo’n ontslag voor de werknemer mag dit alleen bij uitzondering worden gegeven. Voor de beoordeling van de vraag of er sprake is van een rechtsgeldig ontslag op staande voet, moeten alle omstandigheden van het geval – in onderling verband en samenhang – in aanmerking worden genomen. Bij deze beoordeling moeten ook de persoonljke omstandigheden van de werknemer worden meegewogen, zoals zijn leeftijd en de gevolgen die het ontslag op staande voet voor hem hebben (HR 12 februari 1999, ECLI:NL:HR:1999:ZC2849, NJ 1999, 643).
Ook als de gevolgen ingrijpend zijn, kan een afweging van deze persoonlijke omstandigheden tegen de aard en de ernst van de dringende reden tot de slotsom leiden dat een onmiddellijke beeindiging van de arbeidsovereenkomst gerechtvaardigd is (o.a. HR 21 januari 2000, ECLI:NL:HR:2000:AA4436).”
Deze overweging uit het arrest P(rins)/Hema valt regelmatig terug te lezen in uitspraken van rechters die moeten oordelen over de rechtsgeldigheid van een ontslag op staande voet. Zo ook in een gisteren gepubliceerde uitspraak waarin een werknemer met een onberispelijke staat van dienst van 37,5 jaar op staande voet was ontslagen omdat hij 17 koeken en 36 lineaaltjes in een tas had gestopt, zonder toestemming van zijn werkgever en zonder deze artikelen af te rekenen. Dat ontslag hield geen stand mede gelet op de ingrijpende gevolgen voor de werknemer.
Ik denk dat meneer Prins, toen hij meer dan 25 jaar geleden na zijn afscheidsreceptie 2 blikken motorolie bij HEMA meenam zonder hiervoor te betalen, nooit kon vermoeden dat zijn naam (vaak geanonimiseerd tot “P”) daarna 25 jaar lang misschien wel wekelijks in uitspraken over ontslag op staande voet zou zijn terug te lezen.