De rechter oordeelt dat de g- en d-grond niet voldragen zijn en de arbeidsovereenkomst op die gronden dus niet kan worden ontbonden.
De kantonrechter ziet wel aanleiding om de arbeidsovereenkomst te ontbinden op de cumulatiegrond. De rechter overweegt dat uit de wet en de wetsgeschiedenis niet blijkt dat vereist is dat één of meer van de ontslaggronden bijna voldragen zijn, wel dat de combinatie van omstandigheden meebrengt dat voortzetting van het dienstverband in redelijkheid niet meer van de werkgever gevergd kan worden.
Pogingen onvoldoende
Door de rechter wordt overwogen dat vanaf 2016 het functioneren van werknemer aanleiding heeft gegeven tot terugkerende aanmerkingen van de zijde van werkgever maar dat werknemer zich daarin niet herkent of de juistheid daarvan betwist. Na een periode van arbeidsongeschiktheid is het voor beide partijen niet mogelijk gebleken het verleden achter zich te laten, ondanks dat werknemer in een ander team en met andere leidinggevenden is gaan werken. Partijen maken elkaar over en weer talloze verwijten in de vertrouwens- en functioneringssfeer. Die verwijten spelen zich veelal af op gedetailleerd niveau en over een langere tijd. Deze verwijten hebben tot frictie en wederzijds onbegrip geleid. Werkgever heeft weliswaar pogingen gedaan om deze ontwikkeling te keren, maar die pogingen zijn als onvoldoende aan te merken, zowel qua verbetertraject als qua begeleiding om de verstoring aan te pakken en op te lossen. Deze situatie legt een grote druk op de arbeidsrelatie, zo is ter zitting gebleken.
Twee gronden
Hoewel het disfunctioneren en de verstoorde arbeidsverhouding op zichzelf dus onvoldoende grond voor ontbinding opleveren, is de in dat kader vastgestelde combinatie van omstandigheden wel voldoende om tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst over te gaan. Daartoe is redengevend dat door het gebrek aan wederzijds vertrouwen moet worden aangenomen dat een nieuw verbetertraject geen werkelijke kans van slagen meer heeft. Dat brengt mee dat in dit geval sprake is van een zodanige combinatie van omstandigheden genoemd in twee gronden dat van werkgever in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Dat deze situatie in overwegende mate valt te wijten aan werkgever staat aan de ontbinding niet in de weg (Zie Hoge Raad 16 februari 2018).